inhoud    kalender    koncertberichten    archief    <vibi>    vermont    logos on the road    kolofon

 

LOGOS DUO in VERMONT


deel 1
  (deel 2)

De uitnodiging voor onze nieuwste koncertreis was als uit de lucht gevallen. Dennis Báthory-Kitsz uit Vermont was bij Stichting Logos een radio-interview komen afnemen, dat zo geanimeerd was verlopen, dat we in plaats van een uurtje een ganse namiddag voor de mikrofoon hadden gezeten. Het was oergezellig geweest. Hij had er duidelijk het handje van weg om ons beiden uit onze schelp te lokken en ons op de mens af uit te vragen over onze komposities en klankskulpturen. Bij het inpakken van zijn opname-apparatuur, had Dennis ons glunderend uitgenodigd, te participeren aan zijn festival in Vermont.
Stevie, zijn vriendin, die ondertussen terug was van een "sightseeing"-tour doorheen Gent, voegde er prompt aan toe, dat ze ons zonder problemen of in Montreal of in Boston wilde komen ophalen.
"Maar dat is nog een hele afstand naar Vermont", hoor ik me nog opperen.
"Oh no problem, dear, drukte ze me op het hart, we're used to distances in the States. Three hours driving, that means nothing."

Nog maar net de deur uit of ik had er mijn atlas bijgehaald. Een klein, beduimeld pocketboekje. Ondertussen wist ik de onooglijke millimeters naar waarde te schatten. Het leek niets, maar o wee, het waren in realiteit serieuze afstanden. De eerste keer toen we doorheen Australië toerden, had ik het aan den lijve ondervonden. Wat in mijn atlasje als een mini noordzee-kanaal had geleken, - daar, dat blauwe strookje tussen Australie en Nieuw-Zeeland -, dat was in werkelijkheid een vlucht van drie uren geworden. Ik had mijn pijnlijke vergissing nooit meer vergeten en was terdege rekening gaan houden met die miniatuurmaten. En ja hoor, Boston Vermont leek nog een hele trip. Montreal lag stukken dichterbij. Maar aan die luchthaven en vooral aan hun ongastvrije douanebeambten in hun transit-zone naar de Verenigde Staten, had ik een broertje dood. Dat Canada en Amerika elkaar rauw lusten, steekt geen van beiden onder stoelen of banken, maar daar vertik ik de dupe van te zijn.
Dus zo werd het Boston. Jaja, de Logan International Aiport. Toen nog een luchthaven als een ander. Alleen een gigantische bouwwerf. Maar veertien dagen later zou die plek voor immer een misdadige smet dragen. Gelukkig voor ons, was het toen nog niet zo ver.

De organisatie van het festival had Stevie en Dennis voor heel wat moeilijkheden gezorgd. Zo erg, dat ze zelfs zeven weken voor het grootse gebeuren, van gaststad dienden te veranderen. En goeie grutjes, toen ik hun website bezocht kwam ik te weten dat maar liefst 120 komponisten uitgenodigd waren. Dat betekende meer dan 30 koncerten op twee dagen tijd en -hoe kon het anders- er werd door al die tegenslag een serieuze financiële put voorzien, waarvoor men dringend sponsors zocht.

Ondertussen lagen onze vliegtuigticketten klaar. Via Zaventem en Schiphol zouden we rechtstreeks naar Boston vliegen. Maar toen kwam de volgende kink in de kabel. Zo'n veertien dagen voor ons vertrek zag Stevie het blijkbaar totaal niet meer zitten ons in Boston te komen afhalen en kregen we prompt van Dennis de raad een "coach" te nemen. Als er nu iets is waar ik een hardgrondige hekel aan heb, dan zijn het wel de busstations in de Verenigde Staten. Ondanks de ontelbare plaatjes "No loitering", is er wellicht geen plek waar er meer "homeless", "desperados" en alkoholisten samen hangen, dan die fameuze busstations. Dus schreef ik maar rechtuit aan Dennis, dat ik zijn "coach" -een wel edel woord voor zo'n oncomfortabel vehikel als een bus- niet zitten zag. Maar hoe ik me ook wrong en keerde, het mocht niet baten. Niemand wou ons in dat verre Boston komen afhalen.

Gelukkig was ik ook al een hele poos druk aan het emailen met onze vriend, "event-maker", Charlie Morrow uit New York. Hij wilde immers ook een Logos- koncert in Vermont organiseren. Charlie heeft namelijk sinds jaar en dag een 'sugar barn' als buitenverblijf en vertoeft in zijn vrije tijd vaak in New England, The Kingdom of the North, zoals het noorden van de Groene Staat ook graag wordt genoemd. Dus nu hoopte ik, dat hij ons op zijn tocht vanuit New York naar Vermont, in Boston zou komen oppikken. Helaas kon hij slechts twee dagen later vertrekken dan wij en zouden we bijgevolg twee dagen vastzitten in Boston. Dat leek me een weinig prettig vooruitzicht, en zo bleef er ons uiteindelijk geen andere keuze, dan die vermaledijde bus.

Door het vele over en weer geschrijf, had Charlie ook met Dennis kontakt opgenomen en zo werd stilaan duidelijk, dat we niet alleen niet opgehaald zouden worden aan de vlieghaven, maar dat er zelfs nog steeds geen slaapplaats voor ons was voorzien op die nieuwe festivallokatie. Men was wel al zover, dat men het hele festival -dus dat waren dan de koncerten, niet de musici- onderdak zou kunnen bieden in Montpelier, de hoofdstad van Vermont. En…dat was toch al dat!
Bijgevolg stelde Charlie prompt voor, dat we voor de ganse duur de onze koncerttournee bij hem zouden logeren. Daarbij zou hijzelf met ons op en af naar Montpelier rijden en zou hij proberen iemand te vinden, om ons aan de eindbestemming van de "coach", of in Lebanon of in Hanover, New Hampshire, op te pikken en nog anderhalf uur verder naar Barton, zijn "sugar barn village", te brengen. Op die manier zag die hele trip naar Vermont er zo stilaan behoorlijk ingewikkeld uit. Maar veel keuze hadden we niet.

Charlie voorzag op het koncert, waarvoor niet alleen alle Barton-inwoners, maar ook die van alle naburige dorpen uitgenodigd waren, samen met de lokale volksmuzikant, Burt Porter, zelf eerst een duo te geven, ter introductie van zijn Europese gastmusici, het Logos Duo. Burt was blijkbaar een succesvolle folk-speler, die zowel mandoline als viool tot zijn instrumentarium kon rekenen. Zo'n optreden beloofde een heel avontuur te worden, want Vermont-bewoners waren nu niet bepaald veel nieuwe muziek gewoon.

Eindelijk is het dan zover. 's Morgens om negen uur stopt de Zaventem-taxi voor de Logos-deur. Ik ben niet zo heel gerust in deze tocht, omdat er veel overstappen en afspraken met personen die we nog niet eerder hebben ontmoet, bij komen kijken. Na de vlucht die "coach" vinden, aan die bushalte Burt Porter treffen. Burt zou diezelfde namiddag pas een kopie van de huissleutel van een zekere Christine hebben ontvangen. Het elektriciteitspaneel in het huis zouden we uiteindelijk ook nog zelf moeten ontdekken, want vanzelfsprekend zou de stroom afgesneden zijn... en ga zo maar door. Allemaal niet bepaald geruststellend, maar ja.
Op Zaventem nemen we een eerste city-hopper-trip tot in Amsterdam. Aan de balie staan we over en weer te argumenteren, omdat we geen bagage willen inchecken. Uiteindelijk moeten we twee koffers aan de vliegtuigdeur zelf afgeven. De reden is simpel: city-hopper schrapt blijkbaar vluchten, zodat we op een overvol vliegtuigje belanden.
Vanuit Amsterdam gaat de tocht verder naar Boston Logan International. Telkens hebben we geluk bij de douane: niets van onze bagage moet worden uitgepakt en voor ons is dit een aangename zeldzaamheid. De vlucht Amsterdam Boston verloopt vlot en uiterst komfortabel. Eens boven de wolken bestudeer ik aandachtig alle print-outs die ik van internet-sites maakte i.v.m. deze koncerttournee. En dat zijn er heel wat: niet alleen festivalinformatie, plaatsbeschrijvingen, weersvoorspellingen, kaartjes van Vermont en van het dorp, Barton, waar ik zelfs het kleine baantje "Roaring Brook" op terug kon vinden, maar ook details van de luchthaven en zelfs een afbeelding van de verketterde bus. Een gedetailleerde beschrijving van de bushalte en een opsomming van alle andere transportfirma's, maakt de plek al ietwat vertrouwd.

Nu maar hopen dat we tijdig door de paskontrole raken, zodat we geen twee uren hoeven te wachten, want de Dartmouth-coach rijdt slechts met grote tussenpozen. Volgens Charlie, die zich telefonisch had geïnformeerd bij de busmaatschappij, maakten we geen schijn van kans die eerste bus te halen. Maar dat is buiten Godfried-Willem's blitz-snelheid gerekend, dus ik duimde maar, dat we in amper vijftien minuutjes bij de uitgang zouden raken...
Eens geland begint de spurt. De Logan International Airport telt vijf vleugels en -hoe kan het anders- wij komen vanzelfsprekend toe bij de laatste: Terminal E. Volgens Dennis moeten we dan helemaal naar de A stappen, "half an hour" had hij ons gemaild, om de bushalte te vinden. Maar de website sprak van een stop bij iedere terminal, dus... Grappig, hoe we toch steeds weer het voor ons meest gunstige scenario geloven. Nu, we krijgen straks gelukkig gelijk.

Na een hollende tocht doorheen een wirwar van trappen en gangen, afgezet met houten panelen en zeildoeken -Terminal E is herschapen tot een chaotische werf- arriveren we als eersten bij de politiebalie. Mijn hart kraait reeds victorie, maar dat is even buiten de administratie gerekend. Hoewel iedereen zonder onderscheid op het vliegtuig witte formulieren ter invulling kreeg, blijken wij als niet-visa-houders groene formulieren te moeten hebben en meedogenloos vliegen we terug naar af met de opdracht ons huiswerk van voor af aan over te doen. Al protesterend doen we zoals opgedragen, maar tegen de tijd dat we met het schrijfwerk klaar zijn, staan bij alle loketten natuurlijk ellenlange rijen aan te schuiven. Ons gemopper wordt er niet minder om en "Murphy the way he is" slaat opnieuw toe. Het loket wordt gesloten en we vliegen naar een rij naast ons. Het hek is van de dam en ons gesakker kan blijkbaar het hart van een medepassagier vermurwen, die ons prompt uitnodigt vooraan in de rij, nog voor hem, plaats te komen nemen. Het blijkt dat de jongeman Nederlands spreekt en dus onze verwensingen maar al te best kon begrijpen. Hij heeft een twee uur durende transit-tijd en blijkbaar een hart als koekenbrood. We maken al aanschuivend een geruststellend praatje en kalmeren wat. Maar ondertussen tikt de klok toch gestaag verder. Nog een kleine vijf minuutjes. Dat halen we nooit. De beambte moet zo nodig ook weten wat we hier komen doen en hoelang we willen blijven. Godfried valt bij het tweede deel van de vraag zowaar uit de lucht. Eindelijk wordt dan toch een afscheurstrookje van het groene formulier in onze paspoorten geniet en de tocht gaat nu razendsnel verder.
Alleen bij de douane remmen we af, want een ijlingse vlucht zullen zij vanzelfsprekend als verdacht interpreteren. Maar neen hoor, niemand kijkt op en we kunnen zo, zonder enige vorm van formaliteit het vliegveld verlaten.
Nu nog een laatste spurt doorheen een zeilen tunnel en ik herken de busstop prompt door de website-beschrijving. Maar o wee, geen bus. De klok duidt aan dat we precies om 16 uur 40 ter plekke zijn, dus wellicht moet de "coach" nog toekomen. We wachten en wachten en meer en meer twijfel bekruipt mijn hart.

Twee uur wachten, dat zie ik niet zitten. Dan raken we niet voor middernacht in Vermont en het is reeds zo'n superlange "jet-lag"-dag. Een groene Vermont-bus komt voorgereden en de bestuurder doet het onmogelijke om ons te overtuigen dat hij naar dezelfde bestemming rijdt, doch we hebben afgesproken dat de Dartmouth-bestuurder naar zijn Vermont-kantoor zal bellen om onze komst te melden, zodat Burt Porter tenminste zou weten wanneer hij moet vertrekken. Deze chauffeur heeft evenwel geen "mobile" aan boord en kan dus niet bellen. Plus naar de konkurrentie telefoneren, moet hem als Amerikaan natuurlijk als een oneerbaar voorstel in de oren klinken. Met lede ogen zien we de bus vertrekken.
De moed zakt me in de schoenen. Hier staan we nu. Bij iedere aankomende bus, flakkert een steeds kleiner vlammetje hoop op, maar net wanneer ik op het punt sta, het op te geven, komt toch warempel de plots niet meer gehate "Dartmouth-coach" aangereden. Hij ziet er net als op de website uit! Nu, wat had ik anders verwacht?

(deel 2)                    M.D.