inhoud    kalender    koncertberichten    Brandon LaBelle    boekenbeurs    japan    kolofon

 

koncertberichten

 

 

IANNIS XENAKIS

Iannis Xenakis, komponist, architekt, burgerlijk ingenieur.
Iannis XenakisGeboren (1922) in Roemenië uit Griekse ouders. Afgestudeerd als burgerlijk ingenieur aan de Technische Hogeschool te Athene. Studeerde compositie bij Herman Scherchen, Olivier Messiaen en Darius Milhaud in Frankrijk en Zwitserland. Xenakis maakte gedurende de tweede wereldoorlog deel uit van het verzet in Griekenland. Veroordeeld tot een lange gevangenis-straf vluchtte hij als politieke vluchteling naar Frankrijk; hij woonde er sinds 1947.
In Parijs assisteerde 12 jaar architect Le Corbusier. Hij nam deel aan het ontwerpen en uitvoeren van verschillende projecten zoals het Tourette klooster, het Bagdad Stadion en de Chandigarh Assembly Hall.
Hij bedacht de stochastische muziek (gebaseerd op waarschijnlijkheids-theorie), symbolische muziek (gebaseerd op gezette theorie) en andere muzikale systemen gebaseerd op verschillende wiskundige theorieën voor de compositie van instrumentale, vocale of elektro-akoestische muziek. Ook ging hij heel vroeg computers aanwenden bij het componeren.
Hij vond diverse compositie-technieken uit die een soort 'lingua franca' voor de avant-garde zijn geworden.
Hij ontwierp het Philips Paviljoen voor de Wereldtentoonstelling in Brussel (1958), de 3D licht en geluidscompositie Polytope in het Franse Paviljoen van de Expo '67 in Montreal.
In Parijs richtte hij een studio voor computermuziek op (CEMAMu) en ontwierp hij een mobiele componeercomputer, de zgn. UPIC.

"Als een gevolg van de seriële impasse, naast andere oorzaken, bedacht ik in 1954 een muziek die steunde op het principe van het ongedetermineerde; twee jaar later noemde ik het 'stochastische muziek'. De wetten van de kansberekening deden hun intrede in de kompositie uit muzikale noodzaak. Maar andere wegen leidden ook naar dezelfde stochastische kruispunten - in de eerste plaats, natuurlijke gebeurtenissen, zoals de botsing tussen hagel of regen en harde oppervlakken, of de krekelzang in een zomers veld. Deze klankgebeurtenissen bestaan uit duizenden afzonderlijke geluiden en deze veelheid aan geluiden, als een geheel, wordt een nieuw geluid op zich. Dit massa-gebeuren heeft een eigen artikulatie en heeft een plastische tijdsvorm, zelf onderhevig aan de wetten van de toeval en stochastiek. Indien je een grote massa 'puntnoten', zoals pizzicati, dan moet je die wiskundige wetten kennen, die niets anders zijn dan een strikte en beknopte uitdrukking zijn van logische redeneringen. Iedereen heeft weleens het klankfenomeen van een politieke massa van honderden of duizenden mensen ervaren. De menselijke stroom schreeuwt een ritmisch eenvormige slogan. Dan ontspringt een andere slogan de kop van de betoging; hij verspreid zich naar de staart toe, de vorige vervangend. Een overgangsgolf loopt van kop tot staart... De statistische wetmatigheden van deze gebeurtenissen, los van hun politieke of morele kontext, zijn dezelfde als die van de krekels of de regen. Het zijn de wetten van de overgang van komplete orde naar komplete wanorde op een continue of explosieve wijze. Het zijn de stochastische wetten." (Iannis Xenakis in Musiques formelles/Formalized Music 1962/1971)

Programma (o.v.) :

  • Diamorphoses (1957) - elektro-akoestisch werk
  • Kottos (1977) - cello solo
  • Concret PH (1958) - elektro-akoestisch werk
  • Orient-Occident (1960) - elektro-akoestisch werk
  • Charisma (1971) - cello en klarinet
  • Bohor (1962) - elektro-akoestisch werk
  • Diamorphoses
    Over dit werk van zijn voormalige leerling verklaarde Olivier Messiaen het volgende:
    "de voorbereidende berekeningen worden verklankt in een gigantisch spinneweb met een uitzonderlijke poëtische kracht." Messiaen dacht waarschijnlijk aan de bewuste glissandi-passage op het einde van dit werk maar zijn kommentaar is toepasselijk op heel het stuk. Diamorphoses is gebaseerd op een studie van ruis en de veranderingen daarvan door densifikatie. Maar het muzikaal resultaat hiervan is zeker geen "etude". De driedelige vorm geeft een zeker dramatisch effekt aan het werk. De luisteraar herkent hier en daar de oorsprong van de geluiden: aardbevingen, vliegtuigen, klokken,...
  • Kottos voor cello solo
    Iannis Xenakis componeerde vijf werken voor cello: Nomos Alpha 1966 en Kottos 1977: beiden voor cello solo, Epicycle 1989 voor cello en ensemble en de korte Charisma 1971 voor cello en klarinet en Paille in the wind (1992) voor cello en piano. Kottos - zijn tweede cello solo stuk - is de naam van één van de drie monsterlijke reuzen (Zonen van Ouranos, de hemel en van Gaïa, de aarde) die voorkomen in de Olympische scheppingsmythe en de strijd van de Goden tegen de Chaos. De drie reuzen Kottos, Briareos en Gyges hadden elk honderd armen en vijftig hoofden. Ze waren de tegenstanders van Zeus in zijn oorlog tegen de Titanen en werden uiteindelijk overmeesterd en verslagen. Het gevecht tegen de honderdarmige reus Kottos, alludeert op de razende en bezwerende virtuositeit nodig om dit stuk te kunnen uitvoeren. Xenakis' aanbevelingen om af te zien van 'mooie klanken' spreekt voor zich: 'pas de sons "jolis" mais après tout, pleins de bruit, sauf aux harmoniques'.
    Reeds in Nomos Alpha zien we het radicaal nieuw klankconcept dat in Kottos tot regel wordt: een uitgesproken archaïsche benadering van het toonmateriaal die meermaals een ritueel/folkloristische oorsprong verraad. Het verzaken aan mooie cellotonen bevestigd de idee dat de cello hier als een ritueel-sjamanistisch instrument wordt bespeeld. De muziek zelf die ontstaan is uit de verbinding van kunst en wetenschap - Kottos is gecomponeerd is met behulp van een computerprogramma - is uitgesproken fysiek. Bij Xenakis is de cello geen 19de eeuws melancholisch melodieinstrument maar een geavanceerde klankbron waarvan alle mogelijkheden optimaal benut worden. Kottos, de reus die moet bedwongen worden, is een fenomenaal cello stuk waar alle speeltechnische middelen worden ingezet.
    Het stuk bestaat uit drie duidelijk waarneembare geledingen - episodes. De opening van Kottos overvalt de luisteraar met het gewelddadige knarsende en schurende bruggeluid van het begin. Een hard en donker dramatisch geluid met een verbazend rijk toonspectrum verandert geleidelijk aan tot transparante tremolo harmonieken.
    Na een korte herneming van de het openingsmotief volgt een tweede lange ritmische episode gebaseerd op glissandi. Kottos is over het geheel genomen in verschillende klanklagen gedacht en op twee notenbalken genoteerd. Twee lagen die elk een eigen ritme suggereren en boven elkaar zijn geplaatst: de ene met gerepeteerde percussieve tonen - alsof het om slagwerk gaat - de ander met vocaal aandoende snelle glissandi.
    De derde episode bestaat uit een lange en meedogenloze toccata, uitsluitend gespeeld met afstreekbeweging aan de slof. De repeterende en hamerende strijkstok motoriek is atletisch, zwaar, en suggereert wellicht een bezwerende gevechtsdans. In een tweede fase groeit de toccata uit tot een nooit gehoord en bijzonder complex dubbelgrepen spel: een raamwerk van grote tessituursprongen, dubbelgrepen met twee snaren ertussen, en een moeizaam grepenwerk van de vingers worden samen gehouden door de nooit aflatende ritmiek van de strijkstok, de krijgsboog. In een derde fase verspringt de toccatabeweging naar andere registers waarna het stuk onverwacht eindigt en oplost in ragfijne glissandi in het hoogste register. (Arne Deforce)
  • Concret PH
    In 1958 vond in Brussel de wereldtentoonstelling plaats waar Xenakis samen met Le Corbusier het Philips Paviljoen ontwierp. Tussen twee uitvoeringen van Varese's Poème Electronique werd Concret PH voor het eerst uitgevoerd. Dit kort werk is een kontinuüm zonder één pause. Xenakis nam het geluid van knisperend vuur op en verknipte dit. Door de aldus bekomen geluiden boven elkaar te plaatsen ontstond een geluidseffekt dat veel gelijkenis vertoont met zijn instrumentale werken uit dezelfde periode. De PH uit de titel slaat op de parabolen en hyperbolen die de architektuur van het Philips Paviljoen karakteriseren.
  • Orient-Occident
    is in feite filmmuziek, het werd gemaakt als geluidsband bij een film van Fulchignoni over de geschiedenis van de film en de beeldkultuur in het algemeen. Alhoewel het geen illustratieve muziek is, zijn er toch momenten waarbij de muziek duidelijk refereert naar de beelden (zoals in een scène uit de oudheid). In recente muziekgeschiedenissen wordt dit werk als één van de eerste "klassiekers" van de elektronische muziek genoemd.
  • Charisma voor cello en klarinet
    "Muziek is voor mij filosofie. Het is de sonore projektie van de wetten van de sterren de machines en de menselijke sensibiliteit. voor mij is muziek de sonore projektie van het tumultueuze en vertigineuze moderne denken. Wat ik probeer te doen is om in een waarneembare vorm de harmonieën en dissonanten van het moderne leven te organiseren. Op een dag hoorden de herders de vogels en de insekten en dit gaf hen de inspiratie. Het is hetzelfde proces maar dan op een radikale en totaal verschillende manier. "
    Charisma is een krachtige aforistische kompositie waarin, typisch voor Xenakis, harde explosieve spanningen, eruptieve en scheurende klankgebeurens naast extreme tessituursprongen afwisselen met lange statisch dynamische toonkomplexen op de grens van wat net nog haalbaar is op het instrument. Het klankresultaat is primitief, instinktief, gedurfd, bestiaal. Charisma heeft het volgende citaat uit Homerus' Ilias als ondertitel: "et l'âme pareille à de la fumée se dirigea dans la terre en grinçant"
  • Bohor
    Dit werk is opgedragen aan Pierre Schaeffer, een pionier van de musique concrète, maar deze kon Bohor absoluut niet appreciëren. Het fauvisme van Xenakis wordt tot het uiterste doorgetrokken. Zo ontstaat een bijna oorverdovend geluidskontinuüm waar de luisteraar als het ware middenin staat. Gelijkaardige effekten zijn bijvoorbeeld ook in Persephassa (voor perkussie-ensemble, 1969) te horen. Bohor is één van de weinige werken van Xenakis waar nog niemand de achterliggende wiskundige algoritmen van heeft gevonden. Zolang dat zo blijft, luidt de verklaring dat dit werk eerder "intuïtief" ontstaan is.

Milan Kundera: "Xenakis, profeet van de gevoelloosheid".
De Europese muziek is gebaseerd op de kunstmatige klank van de noot en de toonladder; zij staat in tegenstelling tot de brutale en objektieve sonoriteit van de wereld. Door een ondoorbreekbare konventie is zij vanaf haar aanvang genoodzaakt een subjektiviteit uit te drukken. Zij lijkt zich te verweren tegen de sonoriteit van de buitenwereld, zoals een gevoelig wezen zich verzet tegen de gevoelloosheid van het universum. De Europese beschaving (zoals zij rond het jaar 1000 ontstond) is de enige van alle beschavingen die vergezeld gaat van een grootse en duizelingwekkende muziekgeschiedenis. Deze beschaving, met haar aanbidding van het lijden van Jezus, haar ridderlijke liefde, haar kultus van de burgerlijke familie, haar patriottische passies, heeft vorm gegeven aan de sentimentele mens. De muziek heeft in deze voortschrijdende "sentimentalisering" een beslissende rol gespeeld. Maar het moment kan aanbreken (in het leven van een mens of dat van een beschaving) waarop de sentimentaliteit (tot dan beschouwd als een kracht die de mens vermenselijkt en de kilte van de rede verzacht) eensklaps ontmaskerd wordt als "de bovenstruktuur van de brutaliteit". Dit was het moment waarop de muziek me verschenen is als het oorverdovend lawaai van de emoties, terwijl de geluidswereld in de werken van Xenakis tot schoonheid werd; de schoonheid gereinigd van het vuil, gezuiverd van de sentimentele barbarij. Om "profeet van de gevoelloosheid" te zijn kon Joyce romancier blijven; Xenakis moest echter uit de muziek treden...Xenakis verzet zich tegen de Europese muziekgeschiedenis in haar geheel. Zijn vertrekpunt bevindt zich elders: niet in een kunstmatig geluid dat geïsoleerd is van de natuur om een subjektiviteit uit te drukken, maar in een aards "objektief" geluid, in een "geluidsmassa" die niet uit het hart opborrelt maar ons van buiten tegemoet treedt zoals de stappen van de regen of de stem van de wind.
("Xenakis, Prophète de l'Insensibilité", Milan Kundera , 1981 in "Regards sur Iannis Xenakis", Maurice Fleuret, 1981 éd. Stock Parijs).

 

 

RANDALL HALL


Programma:
  • Labyrinth (2000) (altsaxofoon en verteller) - JAMES R. CARLSON
  • Solitude (2001) (altsaxofoon en tape) - NICHOLAS SHERZINGER
  • Neuf études (cahier 1) (1996) (altsax) - CHRISTIAN LAUBA
  • Necronebula (2001) (tenor saxofoon en computergegenereerde klanken) - JONATHON KIRK
  • Abstractions (1998) (altsaxofoon) - RANDALL HALL
  • Improvisatie (saxofoon en elektronika) - met Jonathon Kirk, elek.

JAMES R. CARLSON (1970) - LABYRINTH (2001) voor altsax en verteller
Dit programmatisch werk portretteert de mythe van de ontmoeting tussen Theseus en de Minotaurus in het labyrint. De symbolische interpretatie van de reis van Theseus doorheen het labyrint is veelvoudig: het kan de levensloop verbeelden, een pelgrimsreis, de reis van de ziel, het individualiseringsproces en de ontmoeting met het onderbewuste. Aangaande dit werk was ik bijzonder geinspireerd door de labyrinten die men terugvindt op de vloeren en muren van kathedralen als Chartres, Lucca, Amiens en Reims. Ook was ik gefascineerd door het feit dat labyrintische éénrichtingspatronen doorheen de geschiedenis diverse dansrituelen geïïnspireerd hebben. In mijn werk beschrijft het eerste deel de draad en de liefde van Ariadne, die ze beide aan Theseus aanbiedt. Het volgende muziekdeel suggereert de fysische en psychologische disorientatie van Theseus tijdens zijn reis doorheen de doolhof. Gedurende het uitvoeren van dit fragment volgt de saxofonist een labyrintisch patroon op de scène. In het middelpunt ontmoet en verslaat Theseus de Minotaur. Het laatste deel, "De Terugkeer van Theseus", is een retrograde van het eerste deel. De muziek weerspiegelt struktureel de grafische karakteristieken van een middeleeuws tegelpatroon in de San Vitale kerk in Ravenna. De "wevende" intervallen die de saxofonist speelt tijdens het eerste deel zijn geproportioneerd naar de variërende lengtes van de draaiende gangen van het labyrint; de stijgingen en dalingen in het tweede deel zijn eveneens op deze lengtes gebaseerd. De tekst werd specifiek voor dit projekt door Gail Golden geschreven. "Labyrinth" is geschreven voor en opgedragen aan mijn goede vriend Randall Hall. (J.R.Carlson)

NICHOLAS SHERZINGER (1968) - SOLITUDE voor altsax en tape (2001)
Dit werk verkent het aspekt alleen zijn, afgezonderd van de maatschappij. De saxofoon vertegenwoordigt het individu, de elektronische geluiden portretteren de maatschappij. Doorheen het ganse stuk gaat de saxofoon op zoek naar afzondering. Een onvermijdelijk konflikt ontstaat wanneer het individu konstateert dat alles dat men ooit gekend heeft, zijn oorsprong vindt in de maatschappij zelf waaraan men tracht te ontkomen. Bij het einde blijft de vraag: is echte afzondering, d.i. afgescheiden zijn van de maatschappij, ooit volledig realiseerbaar? Vindt de saxofoon een weg om gescheiden van de elektronische geluiden te bestaan, of zijn beiden gedwongen in elkaar op te gaan? Solitude werd voor Randall Hall geschreven.

CHRISTIAN LAUBA (1952) - NEUF éTUDES (Cahier 1) voor altsax (1996)
Deze vier delen vormen het eerste boek van de 9 Studies voor saxofoon van de Franse komponist Christian Lauba. Elke studie verkent een andere "verruimde" uitvoeringstechniek: Balafon maakt gebruik van circulaire ademhalingstechniek en subtonen , Savane vertoont reeksen multiphonics, Sanza verkent het gebruik van staccato-artikulatie en multiphonics, en Jungle wendt slap-tongue's aan, geïntegreerd in legato-passages. Zowel de titels als de klanken van de muziek evoceren exotische en niet-Westerse beelden, die het oor naar verre oorden als Tunesië voeren, waar de komponist werd geboren.

JONATHAN KIRK (1975) - NECRONEBULA
voor tenorsax en computergegenereerde geluiden
Necronebula is geschreven voor mijn vriend en medewerker Randall Hall. Het is geïnspireerd op een droom waarin ik sterf tijdens een ruimtereis. Maar het werk staat ook open voor elke interpretatie die men kan vinden (Jonathan Kirk).

Randall Hall RANDALL HALL (1969) - ABSTRACTIONS voor altsax solo (1998)
De drie delen van Abstractions werden aanvankelijk met pedagogische bedoelingen geschreven. Zij trachten diverse verruimde uitvoeringstechnieken te demonstreren (multi-phonics, slap-tongue, toonkleurtrillers, microtonen, subtonen etc.) op een eenvoudige wijze. Dit om hedendaagse muziek technisch toegankelijk te maken voor jonge uitvoerders, zonder verraad te plegen aan de esthetiek waarin deze werd geschreven.

IMPROVISATIES saxofoon en elektronika
De komponist Jonathan Kirk en ikzelf zijn lid van het akoestisch improviserend ensemble Pendulum. Hier hebben we de gelegenheid de elektronische hulpmiddelen van Stichting Logos uit te proberen, en de verste uithoeken van onze verbeelding te exploreren...

 

 

RITA ROMMES


Programma:
  • Rhythm Song - Paul Smadbeck
  • Two Mouvements for Marimba - Toshimitsu Tanaka
  • Marimba Spiritual - Minoru Miki
  • She who sleeps with a small blanket - Kevin Volans

Rita Rommes studeerde slagwerk aan de conservatoria van Antwerpen en Brussel waar ze met de grootste onderscheiding afstudeerde. Zij was ook laureate van nationale en internationale wedstrijden als Tenuto, de Concours International de Lille en de wedstrijd van het Gemeentekrediet.
Rita Rommes is niet enkel als soliste zeer aktief maar ook als lid van diverse ensembles en orkesten (BRT-orkest, I Fiamminghi, Aquarius-ensemble, Hermesensemble maar ook Gemini, het duo met de basklarinettist Jan Guns). In het kader van Europalia concerteerde zij als soliste op de marimba met het Filharmonisch orkest van Vlaanderen een creatie van het werk Gitimalaya van Toru Takemitsu.
Haar voorliefde gaat vooral uit naar hedendaagse muziek waarbij ze verschillende (Belgische) creaties van komponisten als Serge Verstockt, Luc Brewaeys en Iannis Xenakis bracht.

Paul Smadbeck is een Amerikaans komponist die vrij snel zijn muziekcarrière inruilde voor een job in Wall Street. Ook al is zijn oeuvre niet echt omvangrijk, zijn minimalistisch stuk voor marimba "Rhythm Song" uit 1982 geniet toch een grote bekendheid. In dit werk heeft elk van de vier slagwerkstokken zijn eigen eenvoudige melodie, langzaamaan groeien de melodieën naar elkaar toe en ontstaat een Afrikaans balafon-effect.

Toshimitsu Tanaka is een Japans komponist met een zeer gevarieerd oeuvre, vooral zijn komposities voor Japans slagwerk genieten internationale erkenning.

Minoru Miki (1930) is een gevierde Japanse komponist die een hele lijst komposities gaande van kamermuziek tot opera's op zijn aktief heeft staan. Hij is in binnen- en buitenland een groot bezieler van de traditionele Japanse instrumenten, het is dan ook niet te verwonderen dat hij voor dit instrumentarium verscheidene werken schreef.
Daarnaast is Minoru Miki ook direkteur van de Japan Federation of Composers, stichtte een eigen ensemble en zelfs een operahuis.
Marimba Spiritual (1984) is geschreven ter nagedachtenis van de grote hongersnood in Ethiopië in hetzelfde jaar en behoort sindsdien tot het standaardrepertoire voor marimba.
  Minoru Miki

Kevin Volans
foto: Keith Gemerek
  Kevin Volans (1949) werd geboren in Zuid-Afrika maar leeft sinds 1986 in Ierland. Hij studeerde bij Stockhausen, Kagel en Kontarsky (piano) en was gedurende twee jaren assistent van Stockhausen.
In zijn beginjaren als komponist werd hij duidelijk geassocieerd met de New Simplicity richting, later drongen er meer Afrikaanse invloeden binnen in zijn muziek. De muziek van Volans wordt wereldwijd gespeeld op verschillende festivals. Er werden reeds meer dan 20 cd's opgenomen van zijn werken.

 

 

ELEKTRO AKOESTISCH


Programma:
  • ABZ/A (1998) - Pete Stollery
  • Velocity (1996) - Peter Batchelor
  • En Cuerdas (1998) - Francis Dhomont
  • Extended Noise - Nicolay Apollyon
  • Flit (1996) - Laurie Radford
  • Objets (2000) - Chantale Laplante
  • Vase (1999) - Hsiao-Lan Wang
  • Nocturne (1999) - Simon Atkinson
  • nieuw werk - Kristof Lauwers & Laura Maes

PETE STOLLERY (° 1960 Halifax,UK)
Studeerde kompositie bij Jonty Harrison. Hij komponeert nu bijna uitsluitend in het elektro-akoestisch medium, vooral muziek waarin interaktie aanwezig is tussen de oorspronkelijke "betekenis" van geluiden, en geluiden die puur als geluid bestaan, ontdaan van hun fysieke oorsprong. In zijn muziek wordt dit gerealiseerd door de juxtapositie van reële (bekende) en irreële (onbekende) geluiden, om aldus surreële landschappen te kreëren. Een aantal werken zijn verkrijgbaar op cd. "Shortstuff" (tape solo) kreeg de Speciale Prijs in de Musica Nova Competitie; "Onset/Offset" (tape solo) kreeg een eervolle vermelding bij de Stockholm Electronic Arts Award (1996), evenals bij de 1e Pierre Schaeffer Wedstrijd voor Computermuziek; "Altered Images" (tape solo) behaalde de 2e prijs in de Concurso Internacional de Musica Eletroacustica de Sao Paulo 1997.
Hij heeft samengewerkt met een aantal kunstenaars uit diverse richtingen, vooral met de Aberdeense koreograaf Andy Howitt; in samenwerking met deze laatste en met beeldhouwster Anne Bevan werd onlangs met groot sukses het theaterwerk Sunnifa opgevoerd tijdens het St. Magnus Festival in Orkney. Pete Stollery Op dit ogenblik is hij Muziekdocent en Directeur van de Studio voor Elektro-Akoestische Muziek van het Northern College in Aberdeen. In deze funktie begeleidt hij scholieren, muziekleraren in spe en aktieve leraren in het kreatief gebruik van technologie in het muziekonderwijs.Tevens is hij Artistiek Directeur van Discoveries, een concertreeks in Aberdeen die elektro-akoestische werken van scholieren en studenten programmeert in het gezelschap van gevestigde komponisten uit de ganse wereld.
Daarnaast is hij ook sinds negen jaar voorzitter van Sonic Arts Network, de nationale promotor van elektro-akoestische muziek in het Verenigd Koninkrijk, en geeft hij het jaarlijkse Journal of Electroacoustic Music uit. Ook is hij directeur van SEMAS (the Scottish Electroacoustic Music Association). In 1996 richtte hij samen met Alistair MacDonald, Robert Dow en Simon Atkinson het ensemble invisiblEARts op, met als streefdoel de uitvoering en promotie van Schotse akoesmatische muziek voor een ruimer publiek, zowel in Schotland als daarbuiten.
ABZ/A (1998) maakt deel uit van een breder samenwerkingsverband, ... silhouetten/resonanties... genaamd, tussen vier in Schotland gevestigde geluidskunstenaars. In de vier secties gaat elk deel over de respons van de komponist op zijn ervaring van een site. De vier lokaties (Glasgow-Alistair MacDonald, Inverurie-Gregg Wagstaff, Island of Harris-Robert Dow, Aberdeen-Pete Stollery) werden gekozen uit het gevariëerde Schotse landschap, en zij weerspiegelen de verscheidenheid die dit landschap én deze komponisten kenmerken. Het werk was een opdracht van de BBC voor de Week van het Geluid van Radio Schotland in maart 1998.
ABZ/A bestaat uit een aantal taferelen, waarbij gebruik gemaakt werd van geluiden uit Aberdeen en omgeving; deze roepen deels een beeld op van wat Aberdeen voor me betekent als iemand die er woont, maar hebben ook iets te betekenen voor iedereen die er naar luistert. Enkele geluiden bleven omzeggens onbewerkt en zijn voor iedereen herkenbaar: de luchthaven, auto’s op kasseiwegen, een winkelcentrum. Er is tekst aanwezig, maar verstaanbaarheid is geen vereiste.
Er is geen verhaallijn- het is meer een verzameling scènes, die door openings/sluitingsgebaren, afgeleid uit de geluiden zelf, aan elkaar gelijmd worden. Deze scènes worden alsmaar langer, en de laatste neemt meer dan de helft van het werk in beslag. Beluistering via de hoofdtelefoon geniet de voorkeur voor een intensere inleving, en voor het horen van de minieme en subtiele geluidstransformaties. Deze geluiden zijn soms reëel/vertrouwd (strand, wagens), en soms onwerkelijk/vreemd (het openingsgeluid, de imposante dreun bij de klimax). Meestal speel ik met de beelden die opgewekt worden door de ontmoetingen tussen deze geluidstypes. Speelt de accordeonist in een winkelcentrum, op straat, aan zee, of in een onbekende ruimte? Al deze - en soms terzelfdertijd! Dit is wat ik interessant vind aan komponeren met dit medium - ik wil de luisteraars meenemen op een reis waar alles rondom hen voortdurend evolueert tussen vertrouwd en bevreemdend.

PETER BATCHELOR
Studeerde muziek aan de Universiteit van Wales, en gradueerde in kompositie (bij Andrew Lewis) in 1996. Zijn muziek maakte een goede beurt bij een aantal internationale kompetities (CIMESP Sao Paulo 97/99; Bourges 97/98) en werd internationaal diverse keren uitgevoerd. Op dit ogenblik volgt hij een Ph.D. programma in kompositie bij Jonty Harrison aan de universiteit van Birmingham.
VELOCITY (1996) Diverse ideeën omtrent ruimtelijke omgeving in de open lucht kristalliseerden in het snelheidsconcept waaruit dit werk voortkwam. Het stuk betreft een verkenning van de methoden waardoor snelheid (of omgekeerd stagnatie) gesuggereerd wordt door het gebruik van zowel reële als irreële geluiden binnen een muzikale struktuur. Filmische elementen die beweging suggereren werden gekombineerd met gebaren en teksturen van verschillend energieniveau en komplexiteit ,waarbij het elektroakoestisch medium een vloeiende interaktie tussen beide toelaat.
"Velocity" werd gekomponeerd in de Electroacoustic Music Studios van de Universiteit van Wales in het voorjaar van 1996. Het kreeg een eervolle vermelding bij de IICIMESP wedstrijd van Sao Paulo in 1997.

FRANCIS DHOMONT
Frans-Canadese komponist, geboren te Parijs in 1926.
Muzikale studies verrichtte hij bij Ginette Waldmeier, Charles Koechlin en Nadia Boulanger. De eerste elektro-akoestische pogingen op magneetdraad dateren van het eind der 40er jaren. Hij was stichtend lid, later direkteur van het festival "Musiques-Multiples" van Saint-Rémy de Provence (1975-79). In 1978 vestigt hij zich in Québec, waar hij tussen 1980 en 1996 elektro-akoestische muziek doceert aan de universiteit van Montreal.
Overtuigd van de originaliteit van de akoesmatische kunst, is zijn produktie sedert 1960 uitsluitend beperkt tot werken op toondrager. Zijn esthetiek berust op een spectromorfologische denkwijze en op de ambiguïteiten tussen klank en betekenis.
Dhomont was muzikaal medeverantwoordelijke van de "Dictionnaire des Arts Médiatiques"(Universiteit van Québec te Montréal); hij is medewerker aan diverse publikaties en nam het redakteurschap waar van "L’Espace du Son" nr1 en 2 van Ed. Musiques et Recherches uit België. Hij werd ook als uitgever gevraagd voor "Circuit" (Montréal), voor Vol.4: "Electroacoustique-Québec: l’essor".
Sinds 21 jaar verdeelt hij zijn aktiviteiten tussen Europa en Canada.
EN CUERDAS (1998) aan Arturo Parra. En Cuerdas is de versie voor tape solo van een stuk voor gitaar en tape onder het gezamenlijke auteurschap van Arturo Parra, de Columbiaanse gitarist en opdrachtgever, en mezelf. Deze versie is volledig onafhankelijk van het gemengde origineel en is een autonome kompositie.
De geluidswereld blijft echter deze van de getokkelde, aangestreken en beklopte snaren, maar ditmaal betreft het virtuele snaren, die door computertechnieken een gedaanteverwisseling ondergaan en vermenigvuldigd worden door de elektro-akoestische schriftuur. Hun karakteristieke gedaante wordt samengevoegd met andere vormen uit diverse bronnen, soms van een zeer verwant type, wat aanleiding geeft tot sonore ambiguïteiten. De morfologische variaties werden voornamelijk bekomen met behulp van verscheidene behandelings"instrumenten" (programma’s) van het Système temps réel audionumérique SYTER van het Ina-GRM te Parijs.
Binnen het rigoureuze vormelijk kader en de voorafgaande keuzemogelijkheden inzake programma’s, heb ik nochtans zoals steeds een belangrijke plaats voorbehouden aan improvisatorische sekwensen-spelen: het gebruik van de toestellen als klanklichamen die de hand komt animeren, het spelen met de parameters in werkelijke tijd, "met de muis", met de potentiometer, de voorrang van het gebaar op de geprogrammeerde sekwens, het werken vanuit de losse pols inzake dynamiek, etc. Natuurlijk vertonen deze ogenblikken van pure intuïtie niet de maalstroom en de onomkeerbare risico’s van de echte improvisatie, omdat de keuzen hier in een afgezonderde tijd genomen worden, en enkel de "magische" momenten vastgelegd worden.
Maar misschien is dit, halverwege het toeval en de intentie, een poging tot verzoening van "l’esprit de finesse et l’esprit de géométrie" van Pascal.
Ik bedank Arturo Parra, die talloze klankweefsels en sonoriteiten voor het geluidsmateriaal van dit werk leverde, evenals het Ina-GRM dat edelmoedig de deuren openstelde van de Syter-studio.

NICOLAY APOLLYON
Kreeg zijn voornaamste muzikale opvoeding in Noorwegen, Duitsland en Frankrijk, waar hij zijn diploma’s behaalde. In zijn muzikale gedachtengang primeren beschouwingen omtrent klankkleur/harmonie relaties, evenals de dialoog tussen traditionele instrumenten en computers. Voortdurend bevraagt hij zich aldus omtrent de dunne lijn die muziek onderscheidt van speciale effekten. Muziek voor orkest, kamerensemble en solistische instrumenten vormt het hoofdaandeel in zijn oeuvre. Wanneer men zijn rijk geschakeerde achtergrond beschouwt, begrijpt men gemakkelijker hoe hij er in slaagt diverse benaderingen binnen éénzelfde kader te kombineren. Zijn techniek lijkt verwant met de postmodernistische stijl, maar bij Apollyon vindt men nooit citaten uit oudere muziek. Zijn intensieve opleiding laat hem toe in specifieke stijlen te schrijven wanneer de noodzaak zich voordoet. Hij geeft toe deze verscheidenheid aan invloeden opgedaan te hebben tijdens zijn studies in diverse landen, zoals kontrapunt in Duitsland, harmonie en orkestratie in Frankrijk, en buiten-Europese esthetiek in het Verre Oosten. In zijn zoektocht naar een persoonlijke muziekesthetiek is het loslaten van de thematische identiteit een noodzaak voor hem; klankkleur en dynamiek worden aldus kompositorische metaforen, naast niet-getemperde stemsystemen en ongewone, niet-Westerse ritmes. De ontvoogding van de geluidenklasse zelf vormde een centrale kwestie, naast de bevrijding van de muzikale vorm (transmutaties). Het is moeilijk te bedenken dat zijn muziek niet geschreven is om slechts een theorema of een technische kwestie te illustreren. Zijn benadering van elektronische muziek vloeide voort uit zijn verlangen de bron van de toon te beheersen, al de parameters van het geluid volledig te beheersen. Deze intellektuele dichotomie geeft hem de mogelijkheid muziek te scheppen die de instrumentale mogelijkheden overtreft, zoals komplekse microtonaliteit.
NICOLAY APOLLYON In zijn produktie vinden we ook "gebruiksmuziek", door hem betiteld als "De Bibliotheek van Anachronismen"; dit deel van zijn oeuvre is duidelijk verwant met de Duitse polyfone traditie bij o.a. Hindemith, in de barok en renaissance (de grote hoeveelheden orgelwerken, kantates etc. Men zou zelfs hierin (alhoewel bij nader inzien "gebruiksmuziek" en dus niet op een niveau met buitensporige uitvoeringsproblemen) zijn poging kunnen zien de na-oorlogse esthetiek te benaderen met zachte overgangen tussen de Franse traditie, die dikwijls niet-getemperde en spektrale tradities weerspiegelt, waarnaar hij refereert als "het resonantie-concept", en de eksperimentele werken gebaseerd op door computers ondersteunde wetenschap. Hij is lid van het IRCAM FORUM in Parijs en de Patchwork toepassing is een belangrijk instrument in zijn werk geassisteerd door de computer. In de latere 80er jaren bouwde hij zijn eigen digitale veelsporenstudio om zichzelf te assisteren met DSP (Digital Signal Processing) taken, en faciliteiten voor postproduktie te verschaffen.
Ritme is een ander belangrijk aspekt voor de komponist Apollyon. Muziek bestaat niet alleen uit noten, maar vooral uit Intensiteiten en Densiteiten die een Dynamische Orde scheppen; Klankkleuren en Snelheden kreëren een Fonetische Orde; Aksent, Arsis en Thesis evenals Tempi scheppen een Kinetisch Orde, en Tijd, Onderverdelingen van Tijd, Maten en Tellen bepalen tenslotte de Kwantitatieve Orde. De ruimte tussen twee tellen definiëert de geboorte van het ritme, of het menselijk brein dit waarneemt of niet. Een snelle opeenvolging van tellen gaat over in korreling, een trage wist het gevoel van kontinuïteit uit. Beiden vormen de ekstremen van ritme. Wanneer massa’s van ritmisch kontrapunt worden samengesteld en opgestapeld, kreëert men Ruimte Kontrapunt (Raum-Kontrapunkt). Om zijn preoccupaties met ritme te vervolledigen, wijdde hij zich aan de studie van de Gregoriaanse semiologie en paleografie. Het aroma van deze middeleeuwse uitdrukkingswijze is eveneens te horen in zijn muziek.
EXTENDED NOISE Overwegingen omtrent de tijdswaarneming in het verloop van modulerende spectra van harmonieken en inharmonieken, partiëlen, transiënten, formanten, verschiltonen, witte ruis, filtering, ringmodulatie enz. leiden tot het concept resonantie; een zeer alomtegenwoordige kwaliteit die inherent is aan alle geluiden, en te beschouwen als het conceptueel paradigma van het werk.
Het koncept van de gelijkwaardigheid van toonhoogte-klassen leidt aldus tot extreme timbrale ongelijkheden, en schept een muzikale taal die naadloos tussen ruis en precieze toonhoogte en timbre beweegt. Het trage stijgen of dalen naar stabiliteit wekt soms de indruk dat de drijvende kracht van het breedband geluid (geruis) de rol van de toonhoogte volledig overgenomen heeft. Het oproepen van een dergelijk uitzonderlijk breed klankkleurspectrum suggereert een driedimensionaal, hologrammatisch beeld van het toonhoogte-universum.
Het materiaal is het resultaat van de analyse van akoestische geluiden en instrumenten, naast geluiden die met de computer gerealiseerd werden met het Csound programma. De struktuur van het werk heeft betrekking op een omwikkelde tekstuur van de Gulden Snede-tijdsproporties..

LAURIE RADFORD
Komponeert vooor instrumentale en vokale ensembles, evenals voor diverse elektro-akoestische media. Recentelijk schreef hij werken voor orkest, voor solo-instrumenten en elektro-akoestische tape, akousmatische werken en stukken met komputergestuurde signaalbewerking en evenementenkontrole in interaktie met de uitvoerders.
Radford studeerde muziek, kompositie en muziektechnologie aan de universiteiten van Brandon, British Columbia en McGill, aan The Banff Centre for the Arts, Les Ateliers UPIC (Parijs), en op de Ferienkurse für Neue Musik in Darmstadt. Muziek van hem werd uitgevoerd en uitgezonden in Canada, Europa en Zuid-Amerika. Hij kreeg opdrachten en opvoeringen van diverse ensemble’s zoals Le Nouvel Ensemble Moderne, L’Ensemble Contemporain de Montréal, Ensemble Résonance, Code d’Accès, Traquen’art, GroundSwell, Pro Coro en het Winnipeg Symfonie-orkest. De muziek van Radford kreeg prijzen van SOCAN, de Internationale Komponistenwedstrijd "Kaszmierz Serocki" (Warschau), en de New Music Festival Composer’s Competition van het Winnipeg Symphony Orchestra.
Laurie Radford doceert elektro-akoestische muziek, muziektechnologie en kompositie aan de universiteit van Alberta; hij is directeur van de UofA Electroacoustic Music Studio.
FLIT is een elektro-akoestische studie/fantasie, waarin gebruik wordt gemaakt van geluidsobjekten van voornamelijk korte duur en uit diverse bronnen. Verscheidene geluidsobjekten van lange duur en met meer aangehouden karakter leveren een dynamisch kontrast op verschillende momenten in het werk. Met behulp van gewone transformatiemethoden worden timbrale en dynamische relaties tussen deze geluidsmaterialen gevormd: enkele daarvan beginnen te verschijnen als natuurlijke groeperingen van geluiden in het verloop van het werk, terwijl andere van begin tot einde een hoge graad van kunstmatigheid behouden. De oorspronkelijke bronmaterialen en hun talrijke nakomelingen "fladderen" doorheen het werk, van het ene geluidsbeeld naar het andere; soms rijzen ze op uit dichte teksturen, andere momenten klitten ze samen om deze teksturen zelf te vormen. Zij verschijnen soms in hun oorspronkelijke staat, andere keren zijn ze bijna totaal verduisterd en begraven onder generaties signaalbewerking en superpositie. Het evenwicht tussen helderheid en duisternis is dus een bewuste kracht in het globale verloop van flit...

SIMON ATKINSON (° Londen 1969)
Maakte zijn eerste studiorealisaties toen hij studeerde aan de UEA, Norwich, bij Dennis Smalley. Sinds 1992 leeft hij in Edinburgh waar hij komponeert en doceert aan de Elektronische Studio van de Universiteit. Vorig jaar nog was hij gastkomponist aan het EMS in Stockholm en bij de UIA/Phonos Foundation in Barcelona. Hij is mede-oprichter van de Schotse elektro-akoestische organisatie InvisiblEARts.

CHANTALE LAPLANTE
Is geboren in Rimouski, Québec. Zij kreeg een opleiding in klassieke en jazz piano (Vancouver), en studeerde kompositie aan de Universiteit van Montréal. Zij was composer in residence aan het Banff Centre for the Arts (Canada 1999) en bij het Nouvel Ensemble Moderne (Montreal 1996). Naast doceren en komponeren geeft zij ook voordrachten, en is zij aktief in het muziekgebeuren als bestuurslid van de concertvereniging Codes d’Accès en de Vereniging van Vrouwelijke Komponisten in Canada. Zij verricht ook onderzoek, en haar synoptisch overzicht van de 20e eeuwse muziek zal gepubliceerd worden in een nieuwe muziekencyclopedie onder leiding van Jean-Jacques Nattiez (Einaudi en Actes Sud Ed.).
Op dit ogenblik studeert zij elektro-akoestische muziek bij Francis Dhomont met een beurs voor voortgezet onderwijs. In 2001 verblijft zij in Engeland om haar werk bij Jonathan Harvey voort te zetten.
OBJETS onderzoekt de polyfonische organisatie van geluiden in de kontekst van elektro-akoestische muziek, hier voorgesteld in een gelaagde tekstuur en kontinue beweging.

HSIAO-LAN WANG (1976, Taiwan)
Zijn muzikale achtergrond is zowel Westers als traditioneel Chinees. Talrijke van haar werken voor groot ensemble, kamerensemble en solisten werden uitgevoerd. Zij kreeg opdrachten van ervaren uitvoerders voor ensemble met pipa, voor solo-instrumenten, en voor hedendaagse dans. Haar ontmoetingen met verschillende genres in de Oosterse muziek verschaften haar kennis inzake de muzikale concepten en materialen van haar eigen kultuur. Zij laat zich door Oosterse én Westerse muziek i nspireren, en tracht haar eigen unieke taal tot stand te brengen.
Wang werkt op dit ogenblik aan haar Master’s Degree aan de Universiteit van Missouri in Kansas City. Haar belangstelling voor Oosterse muziek belet haar niet het komponeren met de nieuwe media te bestuderen in het Centrum voor Muziekproduktie en Computertechnologie van haar universiteit. Haar laatste werk Take a Walk with Me ging in première tijdens het Festival voor Elektro-Akoestische Muziek in Florida in april 2000. Vase kreeg zijn eerste uitvoering tijdens het Elektro-Akoestisch Festival van Kansas City in dezelfde maand.
VASE De titel van het werk verraadt de oorsprong van mijn bronmateriaal. Bij het samplen vond ik de heldere overtonen van de basistoonhoogten in de vaas, en dat voegt meer variëteit toe aan de oorspronkelijke geluidsbronnen. Vase start met het geluid van aanvankelijk druppelend, vervolgens stromend water, gevolgd door een lyrisch deel.
Kloppende geluiden doen hun intrede en bouwen de spanning op. De ritmische kwaliteit in de middelsectie is een klavierimprovisatie. Ik nam de originele ritmes van de samples, en maakte lussen, lagen en imitaties, met de gedachte aan een fuga in het achterhoofd.
Het laatste deel is een bespiegeling omtrent de basismaterialen die ik gebruikt heb. Het slot is een ostinato.

 

 

BRADT-KIRK-LAUWERS- SMETRYNS-WETTERS


Sebastian Bradt, Jonathon Kirk, Kristof Lauwers, Thomas Smetryns en Brent Wetters zijn allemaal studenten van Godfried-Willem Raes' kompositieklas aan het Gentse Conservatorium. Zij voeren zelf hun recentste werken uit voor (nogal uiteenlopende) instrumentale bezettingen (van trombone, trompet en slagwerk tot mandoline, gitaren, melodica en piano).
Programma:

  • Chymisch (trompet, trombone en slagwerk) - BRENT WETTERS
  • Chorale (piano, klarinet, viool en trompet) - THOMAS SMETRYNS
  • nieuw werk (vrije bezetting) - KRISTOF LAUWERS
  • Solo (elektrische gitaar) - SEBASTIAN BRADT
  • Francis' Song (trompet, trombone en piano) - THOMAS SMETRYNS
  • Non-absinto (mandoline, 3 gitaren, basgitaar, trombone, melodica en piano) - JONATHON KIRK

 

 

ED OSBORN


Ed Osborn werd geboren in het Finse Helsinki; tijdens zijn jeugd hielp hij zijn ouders bij het smokkelen van kunst uit de Sovjet-Unie. Nadat een dergelijke onderneming op een fiasco uitliep verhuisde hij naar Philadelphia, waar hij opgroeide in een Quaker-huishouden in het kader van een beschermingsprogramma voor politiegetuigen, met regelmatige FBI-kontrole’s. De religieuze ceremonieën van de Quakers zijn gekenmerkt door lange perioden van stilte, en deze ervaringen leidden ertoe dat Ed een scherp gehoor ontwikkelde voor de subtielste en meest onwezenlijke geluiden. Verscheidene jaren hoornstudies slaagden er niet in hem te doen afwijken van het é ongelukkige karrièretrajekt dat door de godsdienstige neigingen van zijn familie op gang was gezet.

Tijdens het midden van de jaren '80 studeerde Ed kompositie bij Alvin "I’m sitting in a room" Lucier en Ron "that’s 13.500 volts, buddy" Kuivila aan de Wesleyan University. Om redenen die niemand ten volle kan vatten studeerde hij in die tijd ook politieke wetenschappen. Eenmaal alles achter de rug, ontvluchtte hij Middletown in Connecticut voor Boston; daar onderwees hij elektronische muziek en geluidskunst aan de Museum School, en trad er verschillende jaren op met de Ski-A-Delics, het eerste (en wellicht laatste) muzikaal ensemble ter wereld dat uitsluitend ski’s hanteert.

In die tijd volgde Ed ook een carrière in de professionele motorsport. Hij racete onder de schuilnaam "John Winter", zodat zijn geloofwaardigheid in de kunstwereld niet te lijden zou hebben door bedrijfssponsoring (en omgekeerd). Hij reed talloze kompetitiewedstrijden in de Verenigde Staten, Canada en Europa. Maar zijn gewoonte om peperdure wagens in enkele sekonden kompleet te hertekenen werd zijn ondergang, en in halfweg de jaren '90 staakte hij het racen kompleet ten gunste van een weliswaar ietwat minder glamoureuze, maar niet zo levensgevaarlijke loopbaan in de geluidskunsten..

Terwijl de aanhechting van de 19e provincie (en de hausse in de olieprijzen die ermee gepaard ging) plaatsvond, verhuisde Ed naar Oakland, Californië, om een eindgraad te halen aan Mills College. Na studies bij Chris Brown, John Bischoff en een tweede Alvin (Alvin Curran), zocht hij behuizing in een aantal spoedig af te breken gebouwen in en rond Oakland, terwijl hij een aantal projekten uitwerkte. Daaronder optredens en tentoonstellingen van zijn ondoorgrondelijke kunstwerken, geluidspartituren voor film, dans en installatiewerken door de kunstenaars Mel Chin, May Sun, Shu Lea Cheang, Fred Wilson en Ilya Kabakov, en kommerciële geluidsontwerpen voor 3DO, Purple Moon en vele andere reeds ter ziele gegane bedrijven. Deze laatste ervaringen vormden een kronkelig pad, dat hem er toe bracht de geluidssporen te produceren voor de Swatch Paviljoenen bij de Olympische Spelen van Atlanta en op Expo ‘98 in Lissabon.

In het laatste dozijn jaren heeft Ed op een of andere manier gestelde machten kunnen overtuigen zijn werk tentoon te stellen in Artspace (Sydney), Galerij Dare dare (Montreal), het Sonambiente Festival (Berlijn), het Center for the Arts in Yerba Buena Gardens (San Francisco), het Museum voor Toegepaste Kunst (Helsinki), het Massachusetts Museum voor Hedendaags Kunst (North Adams), het Institute for Modern Art (Brisbane), de Auckland Art Gallery, de Catharine Clark Gallery (San Francisco), de Sherry Frumkin Gallery (Santa Monica), LACE (Los Angeles) het Apollohuis (Eindhoven) Isea 95 (Montrééal), Victoria Room (San Francisco), The LAB (San Francisco), Southern Exposure Gallery (San Francisco), en Mobius (Boston).
Daarnaast hebben zijn optredens de zenuwen van het publiek op de proef gesteld in Lincoln Center (New York), Freunde Guter Musik Berlin, SKOP (Frankfurt), het Sound Symposium (St.John’s, Newfoundland), Stichting Logos, de Feedback Studio (Keulen), Roulette (New York), Sonic Disturbances Festival (Cleveland), Real Art Ways (Hartford), de Knitting Factory (New York) en New Langton Arts (San Francisco).

Instellingen zoals het Banff Centre for the Arts (Baff, Canada), het Apollohuis, STEIM (Nederland), het Djerassi Resident Artist Program (Woodside, USA), het Center for Research and Computing in the Arts (San Diego), Polar Circuit (Tornio, Finland), het Tryon Center for Visual Art (Charlotte, USA) en het Headlands Center for the Arts (Sausalito, USA) hebben Ed op gulle wijze bedeeld met woongelegenheid, tijd, ruimte, allerlei diensten, en bij gelegenheid zelfs geld om zijn projekten te ondersteunen. Ook de Guggenheim Foundation, de Haas Family Funds, de Lannan Foundation, Arts International, Meet the Composer, en Harvestworks/Studio PASS waren bereid zijn werk te ondersteunen met geld of dienstverlening. Ed is hen dan ook allen voor eeuwig dankbaar.

Ed beoefende zijn bijzondere vorm van pedagogie aan het California College of Arts and Crafts (Oakland), de San Francisco State University en The School of the Museum of Fine Arts (Boston). Ook Georgia State University (Atlanta), Otago Polytechnic School of Art (Dunedin, Nieuw-Zeeland), het San Francisco Art Institute, het Queensland College of Art (Brisbane), Bard College (Annandale-on-Hudson, USA), Rensselaer Polytechnic Institute (Troy, USA), het Columbus College of Art & Design (Columbus USA), de University of the Arts (Philadelphia) en de Akademie voor Beeldende Kunst St. Joost (Breda) gaven hem volop ruimte voor zijn gebazel.

Hij was direkteur van SoundCulture 96, een festival voor geluidskunsten in de Bay Area. Het was het grootste dergelijk festival ooit in de Verenigde Staten, en Ed belooft plechtig nooit meer iets dergelijks te doen, na herhaalde vermaningen van zijn boekhouder. Ondanks de hoogst twijfelachtige kansen in de detailhandel voor zijn kunstprodukten wordt Ed vertegenwoordigd door de Catherine Clark Gallery in San Francisco. In 2001 verdeelt hij zijn tijd tussen Charlottenburg en Prenzlauerburg als artist-in-residence op uitnodiging van DAAD Berlijn.

Ed's page