Bedenkingen omtrent 'Kleurrijk Vlaanderen'

deze tekst kwam tot stand als antwoord op ons vanuit het kultuurministerie (toen in handen van Bert Anciaux) gestelde vragen in 2001

1. Maakt kultuur van elke werkweek een weekend in 2020?

We kunnen maar hopen dat de noties werkweek en weekend tegen die tijd al wat zullen zijn vervaagd. Immers de scheiding 'werk' of arbeid en 'vrije' tijd berust op een fundamentele alienatie van de arbeid. Hoe 'vrij' is trouwens die vrije tijd? We zullen met onze kultuur pas vooruit gaan wanneer we erin slagen de arbeid zo gratificerend te maken dat we ook die arbeid als vrij ervaren. Een ideale maatschappij zou er een zijn waarin elke burger zich naar eigen mogelijkheden in zijn arbeid kan realiseren en ontwikkelen.

Heel wat kunstenaars slagen erin hun 'hobby' of passie tot beroep te maken. Wanneer die kunstenaars het loutere individualisme daarbij overstijgen en aansluiting vinden bij een belangstellende maatschappelijke groep, dragen zij bij tot de algehele kultuur.  Dit geldt overigens ook voor heel wat wetenschapsmensen en onderzoekers in de technologie en haar toepassingen. Wanneer we daar filosofisch verder op ingaan, betekent dit eigenlijk dat deze mensen de polariteit arbeid-vrije tijd minstens voor een deel opgeheven hebben. Een dergelijke positie wensen we iedereen eigenlijk toe, ook al hoeft dit niet perse gerealiseerd te worden in wat wij vandaag gedekt weten door de vlag der 'kunsten'.

De kultuur, in de enge zin van participatie aan en konfrontatie met de kultuurproduktie van kunstenaars, moet deel uitmaken van het dagelijkse leven. Zij moet weg van haar statuut van luxe en uitzonderlijkheid. De kansen om dit te bereiken naar de toekomst toe zijn voorzichtig optimistisch in te schatten.

De podiumkunsten bekleden hierin een heel bijzondere en belangrijke plaats: zij scheppen immers sociale rituelen. De zin en inhoud van deze rituelen bestaat er in eerste plaats in dat zij een ontmoetingsplaats zijn voor deelgroepen uit de samenleving, met een gedeelde belangstelling. Het is daarbij van het grootste belang dat deze ontmoetingsplaatsen kleinschalig zijn, gedifferentieerd, gespecialiseerd, ruimtelijk gespreid, openbaar en zo talrijk mogelijk. Hierbij een beknopte toelichting: 

kleinschalig:  

Massaspektakels doen meer kwaad dan goed aan de integratie van de kultuur in een gemeenschap omdat het konsumptieve erin de bovenhand heeft en de kommunikatie er bij uitstek tot eenrichtingsverkeer wordt gereduceerd. Wanneer men voor grote massas iets wil opzetten, dan moet het een ‘feest’ zijn. Iets daarvan vinden we o.m. gerealiseerd in het niet-centralistische koncept van de Gentse Feesten.

gedifferentieerd

Klustering in de podiumkunsten, waarbij bepaalde producenten de programmatie bepalen en monopoliseren voor een groot aantal podia, vermindert de differentiatie van het kultuuraanbod en leidt tot de toepassing van het supermarkt principe in de kultuur. Alle supermarkten van een keten bieden hetzelfde assortiment aan. Door de bundeling slagen ze er ook in om via massale reklamekampanjes alle media aandacht naar zich toe te trekken. Zowat al onze kultuur- en kunstencentra zijn in dit bedje ziek.

gespecialiseerd:

Oppervlakkigheid en mediokriteit zijn een grote bedreiging voor het kritische denken. Grondigheid en daarom ook specialisatie zijn een konditie voor het kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe expressievormen en technieken.

ruimtelijk gespreid:

het 19e eeuwse model van de kultuurtempels en paleizen moet dringend worden verlaten. (cfr. artikel tegen het Forum van Gerard Mortier in Gent: http://www.logosfoundation.org/krook.html ) Er moet worden gestreefd naar een verspreiding van het kulturele aanbod over de gehele stad. Dit is een voorwaarde voor het in dialoog treden met de gemeenschap waarbinnen de podia geacht worden te funktioneren.

openbaar:

sekte- en loge-vorming is een gevaar dat elke specialisatie permanent bedreigt. Inspanningen voor openstelling en toegankelijkheid zijn dan ook essentieel voor een betekenisvolle integratie in een kultuur. Niet de publiekscijfers zijn daarbij van belang, wel de openheid waarmee nieuwe belangstellenden worden onthaald, geintegreerd en opgenomen in de rituelen.

talrijk

hoe groter het aantal verschillende aktiviteitencentra in een gegeven stad, hoe breder de keuzemogelijkheden voor de gemeenschap. Het heeft evenwel geen zin in eenzelfde stad gelijklopende initiatieven te ondersteunen. Dat leidt immers alleen tot een eskallatie van de onderlinge niet konstruktieve konkurrentie en tot een grote verspilling aan middelen. De diverse centra mogen elkaar niet voor de voeten lopen maar moeten zich in een zo groot mogelijke verscheidenheid kunnen ontplooien.

 

Het gezin zal niet eeuwig de hoeksteen vormen van de beschaving. In de loop van de laatste twee eeuwen is het gezin alsmaar verder afgebrokkeld. De geinstitutionaliseerde tweezaamheid staat vandaag meer dan ooit op instorten. De eenzaamheid is uiteraard geen alternatief. Nieuwe samenlevingsvormen met een grotere dynamiek in de samenstelling kunnen de rol van het vroegere gezin gaan overnemen en bovendien bijdragen tot het opheffen van de polariteit arbeid  versus vrije tijd. Dergelijke leefgemeenschappen kunnen worden gebonden door gemeenschappelijke arbeid, kultuurbeleving en participatie.

Kultuur is overigens geen genotsmiddel. Het is veeleer een vorm van inter-esse: erbij zijn, ertoe bijdragen, ertoe behoren.

2. Hoe graag zien we onze buren in 2020?

 Fysieke afstand speelt een alsmaar kleinere rol in onze kultuur. Onze dichtste buren zijn vaak de mensen waarmee we in netwerkverbanden kommuniceren en samenwerken. Deze netwerken staan volkomen los van de 'natie-staten' zoals die in de 19e eeuw vorm hebben gekregen. Het traag maar zeker verdwijnen van de natiestaten en hun fysieke grenzen zal het nabuurschap beslist verbeteren. De vernetwerking is een belangrijke basis van waaruit een nieuwe kultuur kan en zal groeien. De ontwikkelingen van het internet zijn in dit verband zowel uiterst positief als noodzakelijk. Het verplaatsen van vele menselijke lichamen is nu niet langer een voorwaarde voor het funktioneren van deze netwerken. Meer nog, dit verplaatsen vormt hoe langer hoe meer een anakronisme en een aanslag op het ekosysteem. Naar een koncert of voorstelling gaan in een andere stad wordt alsmaar bezwaarlijker: je staat langer in files dan de voorstelling zelf duurt, je hebt onnoemelijke parkeerproblemen, de uitstoot van de autos verpest het miljeu en het openbaar vervoer is geen alternatief omdat de laatste trein steevast vertrekt voor je na de voorstelling bij het station kan aankomen. Voorstellingen moeten dan ook bij de mensen in de buurt worden gebracht en niet de mensen naar de voorstellingen veraf. Het fysieke treffen naar aanleiding van de rituelen gevormd door (vooral) de podiumkunsten blijft naast de andere verstrengelde netwerken zonder fysiek kontakt, evenwel fundamenteel voor een kultuur en een leef-gemeenschap. Kultuur wordt gedragen door leef-gemeenschappen en de beste vorm daarvan is de stad. Daarom kan een kultuurpolitiek niet worden gedacht zonder een beleid op het vlak van stedebouw en natuurbehoud.


3. Leven we in 2020 met verschillende kulturen prettig samen?

 Het is de vraag hoe we kulturen daarbij definieren. Konflikterende kulturen kunnen niet naast elkaar en op eenzelfde plaats bestaan. Daar komt altijd oorlog van. Voor een 'nationalistische' kultuuropvatting is in de toekomst m.i. nochtans geen plaats. Kulturen zijn doorlopend in beweging en dus ook van binnenuit aan veranderingen onderhevig. Alleen taalgemeenschappen kunnen een basis vormen voor een feitelijke geografische kultuurgemeenschap. Koncepten en waarden worden immers door taal uitgedrukt en gevormd. Zolang er taaldifferentiatie is -en we kunnen maar hopen dat die er zal blijven- zullen we kulturele verschillen blijven waarnemen. Om tot die kulturele verschillen door te dringen is en blijft het aangewezen de taal waaruit ze voortkomen aan te leren. Dat neemt niet weg dat een kultuurgemeenschap in gevaar kan komen wanneer ze dreigt verdrongen te worden door haar volkomen vreemde talen, waarden en normen. Een kultuurgemeenschap kan alleen vreemde elementen opnemen in de mate waarin die elementen in die gemeenschap kunnen integreren zonder haar te ontwrichten. En neen, kulturen zijn niet gelijkwaardig.

Het is spijtig dat het groot-nederlandisme besmet is geraakt met een minder verkwikkend gedachtengoed, maar de idee op zich lijkt me in een europese kontekst onontkoombaar en ook zeer wenselijk. Vlaanderen wordt in die zin een geografisch bepaalde regio van de Nederlandse gemeenschap. Voor Belgie zien we volstrekt geen plaats. Brussel kan een mini-monarchie worden of blijven, als het dat wil. Voor Vlaanderen in het in elk geval een verloren zaak.

Goed nabuurschap vergt ook meertaligheid. Dit neemt niet weg dat het wenselijk en goed is dat er zoiets als een kulturen-overschrijdende lingua franca is. Dat deze rol vandaag door het engels wordt vervuld, kunnen we alleen maar konstateren en daartegen hebben we persoonlijk eigenlijk geen enkel bezwaar.

 

4. Kan kultuur in 2020 nog zonder PC en portemonnee?

 Kultuur kan niet aan huis geleverd worden. Het is helemaal niet een 'produkt' op een 'markt' dat via een 'kanaal' door de 'producent' aan de 'konsument' wordt geleverd. Dit zijn immers metaforen ontleend aan de ekonomie en de vrije markt. Kultuur is wezenlijk immaterieel en kan niet voorwerp zijn van bezit. (cfr. in dit verband mijn teksten tegen het auteursrecht en het intellektueel eigendom: http://www.logosfoundation.org/copyleft/copyrigh.html ).

Idealiter moet kultuur zo gratis zijn als lucht om te ademen.

Dat voor koncerten en toneelvoorstellingen moet worden betaald kan alleen worden verantwoord wanneer deze voorstellingen op loutere reproduktie zouden berusten en dus niets bijdragen tot de kulturele ontwikkeling (CD’s, vele klassieke koncerten, de opera,  sommig repertoire theater, heel wat rock-koncerten die alleen worden opgezet om de CD verkoop te stimuleren...). Alles wat niet bij voorbaat is gekend door het publiek zou principieel vrij en gratis toegankelijk moeten zijn. Wat wel reeds gekend is, wordt alleen omwille van het 'genot' opnieuw gekonsumeerd terwijl het reeds is verworven. Het draagt verder niets bij tot de levenskracht van de kultuur en moet dan ook van subsidiering worden uitgesloten.

De technologie is niet alleen een deel van de kultuur, maar vormt wellicht een van haar belangrijkste uitingen. Het is dan ook volkomen fout de technologie als een opponent van de kultuur voor te stellen. Meer nog, zij is een konditie voor die kultuur. Het is juist de grote ramp van de 20e eeuw geweest dat zij bvb. op het gebied van de 'ernstige' muziek kwazi niets heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van nieuwe muzikale expressiemiddelen. Dat zoiets als een symfonieorkest, opgebouwd met spelers van ergonomisch inefficiente werktuigen overgenomen uit de 18e en 19e eeuw, de 20e eeuw heeft overleeft is dan ook volkomen aberant. Het kon dan ook alleen gebeuren door enerzijds institutionalisering en overvloedige artificiele en overbodige betoelaging en anderzijds doordat het loutere reproduktiemachines zijn gebleven. Ook het totaal gebrek aan vernieuwend elan in onze konservatoria, heeft de ontwikkeling van een eigentijdse professionele muziekkultuur bijna twee eeuwen in de weg gestaan. De vernieuwingen die er op gebied van muziek zijn gekomen in de 20e eeuw hebben we in elk geval niet te danken gehad aan de operas, orkesten en konservatoria. We denken en hopen dat hierin in de komende decennia grondige veranderingen zullen komen. Al was het maar, omdat het publiek dat erdoor wordt aangesproken traag maar zeker uitsterft en echte vernieuwingen alleen vanuit een zichzelf steeds maar opnieuw uitvindende avant-garde zullen voortkomen.

In Vlaanderen is Stichting Logos (http://www.logosfoundation.org/index.html) wellicht het belangrijkste, en zeker het oudste centrum waarin daadwerkelijk wordt gesleuteld aan nieuwe werktuigen en machines voor muzikale expressie. Het in haar schoot bij het begin van het nieuwe millennium gevormde robotorkest (vroeger M&M, wat stond voor Mens en Machine) is het instrument waarmee deze ontwikkelingen thans doorlopend aan het publiek worden voorgesteld en getoetst.

(http://www.logosfoundation.org/m&m.html )

Het robotorkest komt echter zeker niet zomaar uit de lucht vallen, maar vormt de logische voortzetting van wat op de belangrijkste podia in binnen- en buitenland door het Logos Duo (met Moniek Darge en ondergetekende) gedurende meer dan twintig jaar aan experimenteel en vernieuwend werk werd gebracht.

Het huidige klimaat is echte vernieuwing echter niet erg gunstig gezind. We zijn er nochtans van overtuigd dat ook dit in de toekomst zal veranderen, niet in het minst omdat die aktoren en instituties die nu nog de macht hebben in het kulturele veld, tegen die tijd aan hun eigen innerlijke tegenstrijdigheden en anakronismen zullen zijn ten gronde gegaan.

De buurt waarin wij aktief zijn en waar wij met eigen karige middelen onze Tetraeder zaal hebben gebouwd, als een soort voorpost van wat een nieuwe muziekkultuur zou kunnen zijn, is daarvan doorlopend getuige , hoewel de verdere output vooral internationaal moet worden betekend. Dat neemt niet weg dat onze deuren op regelmatige tijdstippen open gaan voor het lokale, de buurtbewoners. Zo hebben reeds voorstellingen georganiseerd speciaal voor de vooral Turkse migranten die een heel belangrijke moot van de buurtbewoners uitmaken. Maar ook op straat laten wij regelmatig van ons horen. Getuige daarvan onze straat-opera produktie ' Rooie Niki'.

TV en PC:

Tegen 2020 zal -zoal het medium dan nog bestaat- het in elk geval sterk aan belang hebben ingeboet. Het is een een-richtingsmedium en uit de aard van haar technologie autoritair. De PC, of de vorm waarin de mens tegen 2020 met infomatika zal omgaan bevat alle potentieel om het instrument bij uitstek te worden voor meer-richtings verkeer en netwerkvorming. Maar, zoals eerder al gesteld, kunnen deze netwerken de realiteit van het sociale kontakt en de leefgemeenschap met haar specifieke rituelen niet vervangen.

Niets is zo menselijk als de machine. Het is alleen zaak dat die mens over die machine de macht moet hebben en houden.

De homo faber maakt machines, de homo ludens speelt ermee.

Prof.Dr.Godfried-Willem Raes

Gent, 2001 (rev.2005)


Voetnoten:

04.08.2021: Deze tekst staat nog helemaal in de oorspronkelijke door ons verdedigde progressieve spelling.

Ad 3.: Deze tekst dateert van 2001, nog voor de dagelijkse jihadistische aanslagen overal ter wereld. Vandaag is het voor elk welkdenkend en belezen mens toch duidelijk geworden dat de niet-kompatibele kultuur in eerste plaats de door de Islam gedomineerde is.