Godfried-Willem Raes

"De onzin van de waalse krook"


Dat ik zowat in alle denkbare opzichten gekant ben tegen Mortiers waanzinnige megalomane muziekcentrum moge duidelijk zijn.

Gent is nu eenmaal een stad met een rijk geschakeerd en vanuit de ruime intelektuele en artistieke basis gegroeid kultuurleven. Talloze kleine en grote teatergroepen (Nieuwpoort, Victoria, Arca, NT2, Taptoe, Lod, de sluipende armoe, de Kopergieterij...), vele klassieke muziek organisaties (Festival van Vlaanderen, Goeyvaerts consort, Florian Heyerick, Guy Penson, de Bijloke Koncerten, de Gele Zaal, Muzikon, nagenoeg alle belangrijke en vaak vernieuwende nieuwe muziek in dit land (het vroegere Ipem, De Nieuwe Muziekgroep, Aclan, Carre, Aspara, Spectra en last but not least Stichting Logos natuurlijk, met haar diverse ensembles), maar ook vele meer populistische initiatieven zoals de Gentse Feesten rond vzw Trefpunt, de musical zaal in de Capitole, de Vooruit, Excelsior, KraaK, Hardscore, Polariteit, Burgcentrum naast buurt- en meer amateuristische centra zoals de Centrale, de Rode Pomp, de Vlaamse Opera, Lyrica, het Muziek Lod, Taptoe, Vuile Mong, Exces, Kong...) in vlaanderen komen voort uit deze stad. Wanneer we een inventaris zouden maken en deze zouden leggen naast die van andere steden in dit land, dan blijkt Gent beslist de stad met zowel het grootste aanbod naar het publiek toe, als met de grootste produktiviteit op breed artistiek gebied. Historisch gezien is de kritisch socialistische geschiedenis, met haar brede waaier aan verenigingen en politieke groeperingen, naast de aanwezigheid van een niet-konfessionele universiteit met een rijk studentenleven aan deze ontwikkeling uiteraard niet vreemd.

Een opzet zoals voorgesteld door Mortier, zou alleen kaalslag plegen op dit in wezen demokratisch en pluralistisch en anarchisch kultuurleven. Dit rijke netwerk kan alleen worden gedood door een centralistisch Forum zoals voorgesteld door Mortier (1). De Gentse situatie is immers absoluut niet te vergelijken met de Antwerpse (Singel), noch met de Brugse, want deze plekken hadden noch hebben een fundamenteel breed kultuurleven. In Antwerpen werd de Singel gebouwd in een kulturele kwazi-woestijn. Verder heeft de Singel -met zijn tweedehandse en geimporteerde programmatie- aan de lokale kultuurproduktie in het Antwerpse zo goed als niets veranderd. Het is nog steeds niet echt een bruisende stad op dit gebied...

Maar, terug naar Gent. Deze stad heeft geen nood aan centralisme. Zelfs als zou zo'n muziekcentrum beperkt worden tot de bouw van een koncertzaal -wat het oppervlakkig gezond verstand lijkt te dikteren- dan nog menen wij dat het onzinnig is zo'n zaal te bouwen voor een kultuurinstituut dat binnen de twintig jaar met stellige zekerheid zal zijn uitgestorven: het (symfonisch/opera) orkest.(2) Het zou veel meer aangewezen zijn de vrij te maken en aan te wenden middelen te investeren in het gediversifieerde meer kleinschalige en vaak hooggespecialiseerde kultuurleven van deze stad. Ik ben dan ook niet naar het Minard 'debat' op 23 november geweest, ook al waren daar wel minstens enkele Logos medewerkers aanwezig. Ik vond het trouwens beledigend dat een panel werd samengesteld waaruit uitgerekend de vooraanstaande mensen die het kultuurleven hier sedert vele decennia goed kennen en die op grond van hun analyze fervente tegenstander zijn van zo'n 'muziekcentrum', a priori en opzettelijk werden geweerd. Alleen tegenstanders van wie de argumenten op voorhand reeds overtuigend door Mortier konden worden weerlegd, werden in het panel geplaatst en tot 'tenoren' van het kultuurleven gekroond. Dit is een aanfluiting van een debat! Manipulatie van pers, politiek, media en publiek blijkt inderdaad de grootste kompetentie van Gerard Mortier. Dat dit circus zo'n slordige 20.000 Euro moest kosten - zowat de helft van de kost aan honoraria van de receptieve koncertprogrammatie bij Stichting Logos- is daarbij hoewel schandalig, nog bijzaak.

Het is, tot slot, minstens bedenkelijk te noemen dat een 'objektieve studie' over noodzakelijkheid/wenselijkheid van een dergelijk muziekcentrum 'besteld' werd bij uitgerekend iemand die op geen enkele wijze bij het kultuurleven betrokken is en daar ook nooit aan deelneemt.... Ook die truuk heeft Mortier reeds eerder vertoond. Mijn innige deelneming aan Rik Pinxten die er blind ingetuimeld is. Regelrecht korrupt wordt het pas wanneer de universitaire intelligentia met zo'n 250.000 Euro per jaar wordt omgekocht voor het uitvoeren van allerlei voorbereidende en uiteraard zeer wetenschappelijke 'voorstudies'... Onkunde leidt niet tot objektiviteit, maar alleen tot onzin.

Natuurlijk zouden we er wel voor te vinden zijn om op de waalse krook onze droom, een reusachtige tetraeder als ideale koncertzaal, te kunnen bouwen. Een resoluut modernistisch centrum voor de nieuwste en experimentele muziek zou wel in Gent op zijn plaats zijn...(3) Maar, alle gekheid op een stokje, deze stad heeft veeleer nood aan een ernstige injektie in de vernieuwende polen van haar bestaande kultuurleven (4) , niet aan een klef betuttelend handje van bovenaf.

Stad Gent spuwt nu haar fundamenteel produktief kultuurleven recht in het gezicht. Aan Stichting Logos, en wij dragen al dertig jaar lang struktureel de experimentele hedendaagse muziekscene in deze stad, werd zelfs elke strukturele subsidiering botweg en zonder enig argument geweigerd!

Prof.Dr.Godfried-Willem Raes 

Noten en verdere argumenten:

(1): Het ligt niet echt in onze lijn om de terminologie van de marketing op onze bedrijvigheid toe te passen. Maar, zelfs wanneer we ons zouden laten verleiden tot het spreken over kultuur in termen van markt, konsumptie en produktie dan kunnen we er niet onderuit te konstateren dat de 'markt' eindig is. We kunnen onmogelijk staande houden dat het aanbod op die 'markt' in een stad als Gent, rekening houdend het haar 'konsumenten' gering of te gering zou zijn. Wat Gent niet heeft op het vlak van kultuur, is een hele grote supermarkt. Gent integendeel, heeft een veelheid aan over de stad verspreide en in de meest diverse buurten geintegreerde 'distributeurs' en 'produktiehuizen'. Aan dit door velen hooggewaardeerde landschap werd in het verleden reeds schade toegebracht door de overbetoelaging (of beter, de te weinig specifieke betoelaging) van een kleine supermarkt zoals de Vooruit, en later nog eentje aan de Bijloke. Een hypermarkt, op nog geen twintig meter van de ene en vijfhonderd meter van de andere, zou niet alleen die kleine supermarkten, maar zeker het brede en verspreide netwerk waarvan sprake het mes op de keel zetten. Het publiek, de konsument wordt daar absoluut niet beter van. De keuze wordt dan immers bepaald door de inkoper van die hypermarkt. Wanneer dat Mortier wordt, dan weten we zo al welke Brusselse kultuurmaffia het voor het zeggen zal krijgen. Dat dit met noodzakelijkheid een verenging en een 1-dimensionalisering insluit hoeft verder geen betoog. De konsumenten die de hypermarkt via barnum-propaganda kan winnen, zijn verloren voor het moeizaam uitgebouwde basisnetwerk. Uiteindelijk zal dit in de marge worden weggedrukt terwijl uitgerekend vernieuwende impulsen, alleen uit zulke netwerken naar boven kunnen komen. De hypermarkt van het Forum betekent dan ook een kaalslag op het werkelijke kultuurleven. De afstand tussen kultuurproduktie en konsumptie wordt vergroot en de interaktie verschraald. De ego-kultus van de intendant wordt tot ver in het groteske opgevoerd.

(2) Dertig jaar geleden kon men nog enig begrip opbrengen voor de verzuchtingen in bepaalde Gentse milieus naar een degelijke koncertzaal. Vandaag kunnen we niet anders dan konstateren dat voor dergelijk begrip geen de minste grond meer kan bestaan: Vooreerst heeft Gent inmiddels heel wat geinvesteerd in de uitbouw van de Bijloke site. Dat heeft weliswaar bijlange geen perfekte koncertzaal opgeleverd maar toch een waardige infrastruktuur om de nog overblijvende symfonische formaties te ontvangen.

Ook de bestaande koncertzaal van het konservatorium aan de hoogpoort werd volledig vernieuwd en zal in het najaar van 2002 opnieuw zijn deuren openen. Verder is er de erfenis van het operagebouw, dat voor heel wat opgeblazen klassieke muziekgenres goed geschikt is. Last but not least staat ook de Capitole nu voor produkties met rijkelijk gevuld podium en zaal ter beschikking. En, wanneer die symfonieorkesten door de betuttelende overheid dan al eens worden gedwongen tot het spelen van Vlaamsche muziek, dan kan eender welk repetitielokaal volstaan om het orkest en de paar man publiek in te ontvangen.

Tweedens zijn er binnen een straal van ongeveer 50km heel wat goede en (althans per auto) makkelijk bereikbare koncertzalen voorhanden en uitgebouwd: o.m. de nieuwe tempel in Brugge, de Henri Le Boeuf zaal en de Flagey in Brussel, de Antwerpse Singel ... Een nieuwe zaal in Gent zal niet alleen het toch beperkte publiek van de andere zalen doen afkalven, maar zal ook volstrekt niets bijdragen door een verrijking van het kulturele aanbod.

Als derde element, maar wellicht nog het belangrijkste van allemaal, kan men aanvoeren dat het optrekken van koncerttempels om de 'grote orkesten' te kunnen huisvesten een welhaast historische en hopeloos achterhaalde vizie op de muziekkultuur illustreert. Elke weldenkende muzikoloog weet dat het symfonische genre (maar dat geldt eigenlijk in nog sterkere mate ook voor de opera, de echte graal van Mortier) eigenlijk een volkomen anachronisme is geworden. Alleen doordat deze instellingen over monsterachtige subsidies beschikken die ze kunnen aanwenden voor het voeren van misleidende barnumkampanjes in pers en media waarin wordt gepoogd hen een schijn van 'vernieuwend potentieel' en muziektechnisch professionalisme te bezorgen, bestaan ze bij het begin van de 21e eeuw nog steeds. In vele van onze nabuurlanden werd alvast hun aantal in de laatste halve eeuw gedecimeerd. Maar zelfs al blijft de overheid tonnen geld toeschuiven aan het overtal van deze 19e eeuwse opgeblazen monsters dat we in dit land tegen heug en meug onderhouden, dan nog worden zij traag maar zeker ook van binnenuit uitgehold. Immers het technisch niveau van de autochtone musici waaruit ze bestaan zakt maand na maand. Onze konservatoria zijn al lang niet meer in staat extreme vaktechnische en disciplinaire eisen aan hun studenten op te leggen, zo nodig voor de integratie in deze instituties met behoud van de historische normen. Voor de studenten zijn er echt wel plezieriger uitwegen om muziek te 'spelen' en daarvan maken ze gelukkig maar, in toenemende mate ook gebruik. Slechts een bijna verwaarloosbare minderheid van de afgestudeerden uit onze konservatoria komt in dit deel van het professioneel muziekleven terecht. Het is een sociologisch volkomen logisch verschijnsel: in een tijd waarin de menselijke ambachtelijkheid alsmaar meer wordt verlegd naar automatisering, is de ambachtelijkheid van de kunstenaar en de muzikus aan een volledige herdefiniering toe. Onze konservatoria leveren daarin slechts wat achterhoedegevechten. Dat onze orkesten voor het opvullen van hun pupiters dan ook meer en meer een beroep moeten doen op buitenlandse musici, gevormd in landen waar de technologische evolutie ons peil nog lang niet heeft bereikt, is dan ook volkomen normaal. Uitstel van executie is het niettemin toch, want we hebben geen reden om niet aan te nemen dat de technologische vooruitgang en de automatisering niet ook deze regios zullen bereiken. In dit perspektief heeft het dan ook volstrekt geen zin op dit ogenblik, grote investeringen te doen in het voortbestaan van een historisch kultuurproduktiemodel dat intern alle mechanismen bevat voor zijn verdwijning op middelkorte termijn. We kunnen beter investeren in het opbouwen van een toekomst dan in het behouden van een verleden.

(3) Architektuur: Het Forum wil zich materieel realizeren via een architekturale ingreep in de stad: een reusachtig en duur gebouw. Dit gebouw zou dan -gebruik makend van het modieuze taalgebruik in dit verband- een ontmoetingsplaats, een agora, een publieke ruimte moeten zijn. Om dit te realizeren wordt dan weer eens de al lang gefalsifieerde teorie van de polyvalente ruimte opgediept. Men heeft er in de jaren '60 en '70 zowat in heel Vlaanderen, vermomd als kulturele centra rondgezaaid, de ene al lelijker en nuttelozer dan de andere. Het heeft jobs geschapen voor heel wat kultuurfunktionarissen en daarmee is dan ook zo goed als alles erover gezegd. Tot het lokale produktieve kultuurleven heeft het nauwelijks iets bijgedragen, tot de verspreiding van werkelijk vernieuwende kultuuruitingen al helemaal niets. Voor het Forum heeft men de idee alleen nog verder opgeblazen. Nu is uit de ervaringen van het verleden echter duidelijk gebleken dat zowat niets onbruikbaarder is dan een dergelijke polyvalente ruimte: immers, naarmate de ruimte echt 'polyvalenter' is, is ze ook minder de uitdrukking van een idee en sluit ze dus automatisch ook minder aan bij de expressievormen die erbinnen worden geacht te funktioneren. Goede ruimtes voor artistiek werk zijn dan ook steeds uitgesproken monovalent en uitsluitend optimaal aangepast aan hun funktie. Zij zijn de uitdrukking van een duidelijk idee. Hun funktie is niet louter technisch (toneeltechniek, akoestiek, bevloering, zaalkapaciteit...) maar ook maatschappelijk en ritueel: de wijze waarop de artistieke expressievorm met het publiek in kontakt wil treden wordt erdoor vorm gegeven. Ook de plek in de stad waar dat gebeurt wordt erdoor bepaald. De polyvalente ruimte kan nooit meer zijn dan een architekturale hoer: ze kan door iedereen een beetje naar zijn hand worden gezet, bevredigt snel een vlugge behoefte, maar kan geen persoonlijkheid ontwikkelen, laat staan een intieme relatie aangaan met haar gebruiker.

Daarom pleiten we uitdrukkelijk voor strikt monovalente, doelspecifieke architektonische ruimtes -verspreid over de stad- die voortkomen uit, en ontstaan in nauwe interaktie met de kultuurproducenten die hen be-wonen, be-leven en be-spelen. In een dergelijk architektuur koncept is geen plaats voor de oprichting van 'monumenten', omdat de architektuur instrumenteel is en dus ook veranderlijk. De Tetraeder die we bouwden voor Stichting Logos -overigens zonder toelagen en dus met veel te beperkte middelen- is een illustratie van dit koncept. Het is niet een na te volgen voorbeeld in zijn realisatie, wel in de onderliggende filosofie. Voor de ene expressievorm ligt het volkomen voor de hand de talloze fabriekspanden die de 19e eeuw ons heeft achtergelaten te 'revalorizeren', voor andere kan eigenlijk slechts radikale nieuwbouw aangewezen zijn. In deze pleiten we naar de overheid toe in eerste plaats voor een bemiddelende rol, opdat de in aanmerking komende ruimtes zouden worden kunnen vrijgemaakt en ter beschikking gegeven aan de aktoren van het kulturele veld.

(4) Het Forum neemt zich voor om gebruik makend van de grote middelen die het claimt, de moeizaam opgebouwde strukturen en infrastruktuur van de bestaande scene, buiten spel te zetten. We beperken ons in onze voorbeelden tot aspekten van Logos, omdat we die uiteraard het beste kennen: webcasting van koncerten gebeurt bij Stichting Logos sedert vele jaren reeds terwijl daar ook twee degelijke muziekstudios zijn uitgebouwd waarin jonge komponisten terecht kunnen. Inzake interaktieve muzikale internet projekten, waren wij de pionier in dit land. Ook voor optimale en gespacialiseerde weergave van elektronische muziek is de bestaande tetraeder bij Logos uitstekend uitgerust en geschikt. Logos heeft een atelier voor experimentele instrumentenbouw evenals een laboratorium waar ook de modernste elektronische ontwerpen kunnen worden uitgewerkt en gerealiseerd. Het is zowel belachelijk als schrijnend onrechtvaardig, wanneer via het Forum overheidsgeld zou worden geinvesteerd in kopie-initiatieven die het bestaande gewoon overschrijven en wegkonkureren.


Visit Logos' Homepage Visit Godfried-Willem Raes' homepage
 

Published on the web on 15.10.2001 by Godfried-Willem Raes

Last updated: 2002-10-28