Prof.Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 4: Akoestiek, Organologie en Experimentele Instrumentenbouw

Hogeschool Gent : Departement Muziek & Drama


<Terug naar inhoudstafel kursus>

   

4041:

Strijken

De strijkstok waarmee strijkinstrumenten worden bespeeld bestaat uit:

De houten stok wordt traditioneel gesneden uit een elastische tropische houtsoort (pernambucco) maar kan vandaag evengoed zoniet heel wat beter uit hoogwaardig koolstofvezel worden gemaakt. Een goede strijkstok moet erg licht, goed veerkrachtig en volstrekt recht en symmetrisch zijn. De lengte van de stok hangt af van het instrument dat ermee bespeeld moet worden. De vioolboog is het langst en ook het lichtst. De altvioolboog is wat korter en wat dikker uitgevoerd. De cello boog is heel wat korter en nog dikker. De kontrabasboog tenslotte is het stevigst van alle bogen en tevens ook het kortst. De breedte van de beharing neemt toe naarmate de snaren die bespeeld moeten worden langer en dikker zijn.

De oorspronkelijke vorm was een boog en pas in de 19e eeuw werd de doorbuigingsrichting omgekeerd zodat de vorm die we thans kennen ontstond.

Het voordeel van de moderne boogvorm tegenover de oude boog bestaat hierin dat wanneer de boog tegen de snaar wordt aangedrukt, de buiging van de boog de toegenomen haarspanning tegenwerkt door wat rechter te worden. De oude boog daareentegen, buigt verder door wanneer de druk ermee uitgeoefend op de snaar toeneemt. Door de moderne vorm wordt het strijken veel regelmatiger over de gehele lengte van de boog.

Voor de beharing wordt tot op de dag van vandaag nog steeds bijna uitsluitend paardehaar gebruikt. Het beste haar wordt bij voorkeur geknipt van de staart van hengsten. Bij merries wordt het staarthaar immers onvermijdelijk wat aangetast door urine. Haar bestaat, wanneer we het onder de mikroskoop leggen, uit een aaneensluitende reeks inelkaar passende schulpjes. Daardoor glijdt het in de ene richting beter dan in de andere. Dat geldt overigens voor zowat alle natuurlijke haren.

Een strijkstok wordt, om een regelmatige klank te verkrijgen, steeds om-en-om behaard: de helft van de haren komen in de groeirichting te liggen en de andere helft tegen de groeirichting. Hierdoor is de wrijving in beide strijkrichtingen voor de speler konstant.

Wanneer we een pas behaarde boog gebruiken om een snaar aan te strijken, zal de klank erg zacht en eerder bedroevend zijn. Het haar glijdt te zacht over de snaar. Om de wrijving te verhogen wrijft men de haren grondig in met kollofaan. Kollofaan is een boomhars waaruit alle terpentijnolie is verwijderd. Het kollofaan voor strijkstokken verschilt in niets van kollofaan zoals dat gebruikt wordt als vloei- en etsmiddel bij het solderen van elektronische schakelingen. Ook in (kerk)wierrook is het een vast bestanddeel. Voor alle strijkinstrumenten van het klassiek strijkwartet wordt eenzelfde soort kollofaan gebruikt. Alleen voor de kontrabas, gebruikt met soms wel eens een extra klevende, meestal donkerder van kleur, samenstelling. Het haar van een strijkstok mag nooit vet worden. Dan immers hecht het kollofaan niet meer goed op de haren. Daarom ook krijgen strijkers het steevast op hun heupen wanneer een onkundige hun strijkstok bij de haren durft aanraken. Vergeet ook nooit een strijkstok voor gebruik met de stelschroef op te spannen (niet te hard!) en de haren na gebruik weer te ontspannen. Bij een goed behaarde boog, staan alle haren netjes strak en onder eenzelfde spanning. De haren kruisen elkaar nergens.

Het in trilling brengen van de snaar door strijken berust op de wet van de wrijving in de mechanika: wrijving is altijd kleiner tussen bewegende delen dan tussen statische delen. De verklaring voor dat verschijnsel is te zoeken in de molekulaire verstrengeling die ontstaat tussen twee oppervlakken wanneer ze met een kracht worden tegen elkaar gedrukt: ze gaan kleven. (Plakband moet je ook altijd wat aandrukken voor een goede hechting). Om een zekere mate van molekulaire verstrengeling te krijgen is een zekere tijd nodig. Vandaar dat een strijkstok die op een snaar wordt geplaatst en niet onmiddellijk wordt bewogen, het knarsgeluid kan voortbrengen dat beginnelingen op strijkinstrumenten zo vaak kenmerkt.

In de onderstaande tekening hebben we een enkele periode van een snaartrilling ontstaan door strijken 'filmisch' weergegeven. De periode van de grondtrilling is in elk plaatje met een stippellijn aangegeven. Bij de aanzet van de boog (plaatje 1) trekt deze de snaar uit evenwicht. De snaar reageert met een kracht in omgekeerde zin, zoals aangegeven door het kleine pijltje. Het initiele excitatiepunt verplaatst zich vervolgens (plaatjes 2 en 3) naar het andere eind van de snaar, waarbij het excitatiepunt een boogvorm beschrijft bepaald door de amplitude van de grondtrilling van de snaar. Merk op dat het punt zich verwijderd van de nul-lijn van de snaar in rust: de amplitude van de trilling neemt toe. (Daarom klinkt een snaar trouwens luider wanneer ze gestreken wordt dicht bij een uiteinde, dan wanneer we dit dichter naar het midden zouden doen). In plaatje 4 is de beweging van het exitatiepunt voorbij het eind van de snaar gegaan en loopt nu een omgekeerd trajekt af (plaatjes 5 en 6). In plaatje 7 grijpt nu iets spektakulairs plaats: wanneer het punt ter hoogte is gekomen van het aanhechtingspunt van het booghaar, dan springt de snaar in een ruk naar de omgekeerde kant, daarbij geholpen door de beweging van de boog in dezelfde zin. In plaatje 8 zijn we dan opnieuw bij het uitgangspunt, en kan de cyclus opnieuw beginnen.

Hiermee is aangetoond wat men bedoeld wanneer in tekstboeken gesteld wordt dat de golfvorm van een strijkinstrument, vooral zaagtandvormig is. De zaak is evenwel aanzienlijk komplexer, omdat de zaagtandvormige excitatie en krachtwerking op de snaar, nauw interageren met de vrije trilling van de snaar en de niet door het aangrijpingspunt gedempte boventonen. Op het punt waar de strijkstok en de snaar kontakt maken is de trilling beslist periodisch. Maar, zeker niet 'harmonisch': de snelheid van de trilling in de snaar is nooit konstant, maar verloopt volgens een zaagtandkurve. Hoe de beruchte 'zaagtand-golfvorm' ontstaat uit de optelsom van een in amplitude afnemende reeks boventonen blijkt uit volgende grafische voorstelling:

Na optelling van de eerste 5 boventonen hebben we reeds een eerste benadering van een zaagtandgolfvorm verkregen. (Dit is eigenlijk een grafisch voorgestelde Fourier analyse, een onderwerp waar we verder in deze kursus dieper op ingaan).

Bij onze klassieke strijkinstrumenten, worden de snaren normaal aangestreken op een punt gelegen op 1/5 tot 1/6e van de trillende lengte. Bij 'sul pontecello' spel, wordt naar de kam toe gestreken, waardoor het geluid wat schriel wordt. Dergelijk spel vergt een hogere boogdruk dan normaal en vergt ook een veel grotere motorische precizie van de speler. Bij 'sul tasto' wordt meer naar de toets toe gestreken en krijgen we een wat ronder, omfloerster geluid. Het gevaar op krassen is daar minimaal.

De klank van strijkinstrumenten wordt van het uiteinde van de snaar overgebracht op een klankkast via een brug. De trillende beweging van de snaren zoals aangeduid in de onderstaande tekening, heeft een zaagtandvormig verloop in de tijd.

Hoe de klank dan verder in de klankkast wordt gevormd en afgestraald, zien we in enkele latere paragrafen.


De trilling van een gestreken snaar is evenzeer aanwezig in het haar van de strijkstok zelf. Dit kunnen we makkelijk aantonen door een kontaktmikrofoon op het haar zelf te bevestigen.


Naast strijkstokken worden ook wielen en banden gebruikt in strijkinstrumenten: bij de draailier (hurdy gurdy) is het een hardhouten wiel voorzien van hars en bij vele mechanische instrumenten is het een band. Ook een piano kan met strijkharen worden bespeeld. (cfr. Colorado New Music Ensemble).

Strijkstokken worden verder niet alleen gebruikt op chordofonen, maar eveneens op heel wat slaginstrumenten: de zingende zaag, het gestreken bekken of cimbaal, de gestreken vibrafoon, gestreken crotalen... In die laatste toepassingen gaat de voorkeur uit naar een kontrabasboog.

Tot op heden is er nog niemand in geslaagd een beter materiaal dan paardehaar te verzinnen voor het aanstrijken van snaren.


Enkele details mb.t. klassieke strijstokken: Links de punt van de boog, rechts de slof en de spanschroef.


Filedate: 910928 / updated: 2013-02-28

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus>

Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES