|  |      MACH'96 Godfried-Willem Raes Fabriekshallen en musea voor technologie en wetenschap 
        hebben op mij reeds van kindsbeen af een veel grotere aantrekkingskracht 
        uitgeoefend dan de rijkelijk over de wereld uitgezaaide kunstkollekties. 
        Niet alleen omwille van hun imponerende grootsheid, maar ook omwille van 
        de rijk geschakeerde menselijke expressie die ervan uitging. Toen Marc 
        Delaere me in kontakt bracht met het Leuvense laboratorium voor werktuigkunde 
        - gevestigd in een oude industriele machinehal- was ik dan ook meteen 
        verleid. Daar staan een hele resem industriele motoren opgesteld gaande 
        van stoommachines tot compressoren en zelfs heuse turbines. Niet louter 
        als visuele getuigen zoals dat in de begraafplaatsen die we musea plegen 
        te noemen het geval is, maar wel degelijk in werkende staat! Een ideale 
        plek dus voor een muzikaal event waarbij de bezoeker luisteraar vrij door 
        de ruimte kan bewegen, waardoor het gebeuren op verschillende manieren 
        kan worden beluisterd en beleefd.   Ook diegenen die nog in de twintigste eeuw God als schepper 
        zagen van de mens, dienden de objektieve gebreken van deze schepping onder 
        ogen te zien, en daarmee tevens de manifeste onbekwaamheid van die schepper. 
        Dit moet voor hen een diepgaand tragisch inzicht zijn waarvan de dissonante 
        aanvaarding noodzakelijkerwijze verstrekkende gevolgen moest hebben. Bij 
        de futuristen wordt de zaak radikaal op zijn kop gezet: de machine wordt 
        symbool voor de ultieme schepping, de menselijke schepping waarbij deze 
        -anders dan bij Jaweh- zichzelf vermag voorbij te steken. De konservatieve 
        neoromanticus Hans Pfitzner had dus wel degelijk gelijk, vanuit zijn rechtse 
        ideologie uiteraard, het publiek te waarschuwen voor het 'Futuristengefahr!'. 
        Wanneer hij over de futuristen schreef: 'Vergnuegen, Genusz oder Hoeheres 
        haben diese Armen nicht von ihrem Treiben, denn sie fassen Kunst ueberhaupt 
        nicht als ein zu Genieszendes auf' dan klopt dat ook, want de futuristen 
        wilden inderdaad een kunst die niet aan de mens ondergeschikt was, die 
        hem tot lustobjekt was, maar wel een die als artefakt boven hem stond, 
        een visionaire kunst dus die de mens zou overstijgen! Deze idee van een 
        radikaal progressieve, baanbrekende, grensverleggende kunst verleent overigens 
        aan het futurisme een van zijn vele tegenspraken, aangezien zij immers 
        tot een ander soort gnosticisme aanleiding geeft dat dan weer staat tegenover 
        de gepredikte en geimpliceerde monistisch mechanistische suprematie van 
        de machine. (Pfitzners geschrift was eigenlijk gericht tegen Busoni's 
        essay 'Entwurf einer neuen Aesthetik der Tonkunst', terwijl Busoni zelf 
        nochtans niet eens tot de futuristen kon gerekend worden.)   Gold en geldt de machine voor velen nog als etisch en 
        estetisch neutraal -een erfenis van een naief modernisme wellicht, waarin 
        een doel-middel onderscheid kon worden gehandhaafd-, dan kunnen we er 
        nu niet langer onderuit in deze houding een dualisme te onderkennen waardoor 
        waarden slechts gekoppeld kunnen worden aan de toepassing van de machine 
        en los zouden staan van de machine 'an sich'. Welnu, er is helemaal niet 
        zoiets als een machine 'an sich', er is niet zoiets als een waardevrije 
        machine en zoiets kan zelfs nauwelijks bestaan. Elke machine is immers 
        een doelmatige konstruktie. Zij is immers gemaakt met een bepaald doel. 
        Zij is geen neutrale spielerei van de mens, zelfs niet wanneer zij een 
        speeltuig is, zoals in het geval van een muzikaal werktuig -een muziekinstrument. 
        Hoe idealistisch dit ook moge klinken, het instrument blijkt -in een mate 
        evenredig aan zijn komplexiteit- zijn doelen, zijn waarden,in te sluiten. 
        Kortom er is zowel zoiets als een etiek als een estetiek van de machine. 
        In <Mach'96> wilden we de estetiek van de machine zo goed mogelijk 
        tot uitdrukking brengen.  12 oktober 1996 Festival van Vlaanderen Laboratorium voor Historische Industriele Machines (KUL) Kardinaal Mercierlaan, hoofdingang kasteel Arenberg 3001 HEVERLEE Uitvoerders: Logos Ensemble o.l.v. Godfried-Willem Raes tuba 1 Johan Vercruysse tuba 2 Leonaar De Graeve komputers Joachim Brackx sonorisatie Guy De Bievre viool: Moniek Darge, Geertrui Van Hoorde, Ann Van Coillie, Francesca Verbauwhede (1968-2023), Ingeborg Cneut 
 P.S.: Voor uitvoeringen van dit stuk moeten noch mogen auteursrechten worden betaald. Elke poging tot inning van auteursrechten naar aanleiding van publieke uitvoeringen van dit stuk kan gerechterlijk als poging tot afpersing worden vervolgd.Last update: 16 V 00 |