De Geschiedenis van de Jazzmuziek met roots in de Afrikaanse Muziek
Lezing gegeven door Maarten Weyler.




1. Inleiding

De geschiedenis van jazz is de evolutie van een muziekgenre dat praktisch over alle werelddelen verspreid raakte en dit in een relatief korte periode. Voor deze les beperken we ons tot de jazzgeschiedenis van de Verenigde Staten van Amerika.
De oorsprong van jazz moet gesitueerd worden in het noordelijk deel van het Amerikaanse continent. Waar voornamelijk Afrikaanse slaven in contact kwamen met blanke kolonisten, ontstonden nieuwe muziekvormen (zogenaamde kruisbestuiving of crossfurtilisation).
Het is belangrijk dat we "Afrika" even preciezer afbakenen. Te vaak wordt enkel over het continent Afrika gesproken, als een enkele entiteit. Nochtans gaat het over het tweede grootste continent (na Azië) met een enorme diversiteit. Voor de ontstaansgeschiedenis van jazz gaat het over West-Afrika, de streek waar de meeste Amerikaanse slaven vandaan komen. In dit westelijk deel zijn er ook veel verschillen onder de culturen, maar er zijn constant elementen aanwezig die tot de ontwikkeling van jazz leidden en die nog steeds de stijl typeren:
  • collectieve participatie
  • improvisatie
  • antifonie
  • polyfonie
  • polyritmiek


Collectieve participatie: onder jazzmuzikanten heerst er zeker een hiërarchie maar er is een grote vrijheid tijdens het musiceren qua interpretatie, interactie, uitvoering e.a. Vaak enkel beperkt door stijlprerogatieven. En ook het publiek participeert tijdens de voorstelling.
Improvisatie: juist door improvisatie is collectieve participatie mogelijk. Improvisatie is een constante in alle jazzstijlen.
Antifonie: is het gebruik waar twee of meerdere uitvoerders of groepen in een zelfde ruimte met elkaar alterneren, bvb. voorzanger vs. groep / interactie tussen solist en drummer
Polyfonie: muziek die simultaan verschillende melodielijnen combineert
Polyritmiek: muziek die simultaan verschillende ritmische lijnen combineert

Luistervoorbeeld: opname van Stella by Starlight, op My Funny Valentine - Miles Davis, CBS 85558, origineel opgenomen in 1965, producer Teo Macero
Live opgenomen in de New Yorkse Philharmonic Hall op 12 februari 1964 ter gelegenheid van een benefietconcert voor "voter registration" in Mississippi en Louisiana. De co-sponsors waren de NAACP Legal Defense Fund, het Congres of Racial Equality en Student Non-violent Coordinating Committee.
Bezetting: Miles Davis (trompet), George Coleman (tenorsax), Herbie Hancock (piano), Ron Carter (contrabas) en Tony Williams (drums)

Uit het contact tussen zwarten en
  • Engelsen en Fransen in Noord-Amerika ontstond jazz
  • Latijnse volkeren ontstonden de latin-stijlen

Deze ontwikkeling werd onder meer in hand gewerkt door de aard van de plantages die door de migranten opgericht werden. Engelse protestantse plantages waren klein en bevorderden de wisselwerking; Latijns christelijke plantages waren uitgestrekt en beperkten de onderlinge contacten en hier bleef de originele cultuur van de slaven langer doorwerken.
Jazz was het gevolg van een versmelting van verschillende muzikale culturen. De fusie die tot jazz leidde werd pas echt merkbaar vanaf het begin van de vorige eeuw. Hierna bleef jazz natuurlijk nieuwe invloeden absorberen, een constant gegeven in de jonge jazzgeschiedenis. Zo werd jazz bijvoorbeeld tussen de jaren twintig en veertig voortdurend beïnvloed door klassieke westerse muziek, in de zestiger jaren is dit vooral muziek uit India. In de jaren zeventig en tachtig door pop, rock en soul.




2. Stamboom van de Jazz

WHAT'S NEXT JAZZ?
Bill Frisell "Sittin' on the Top of the World" (2002)

WORLD JAZZ
Rabih Abou-Khalil "Blue Camel" (1992)
Masada (John Zorn) "Piram" (1994)
Jan Garbarek "Brother Wind March" (1993)
Trilok Gurtu "Ganapi" (1998)

M-BASE
Five Elements (Steve Coleman) "The Gate" (1998)

ACID JAZZ
Stanley Jordan "Blues Grinder" (1992)

REBOP
Keith Jarrett "Billie's Bounce" (1988)

FUSION
Miles Davis: Tutu (1986)

CROSS OVER
Joni Mitchell "The Dry Cleaner from Des Moines" (1980)

ROCK JAZZ
Herbie Hancock/Headhunters "Actual Proof" (1974)
Miles Davis "Shhh/Peacefull (1969)

FREE JAZZ
Ornette Coleman "Free Jazz" (1961)

POST BOP
Miles Davis "All Blues" (1959)

SOUL JAZZ
Kenny Burrell "Midnight Blue" (1963)

HARD BOP
Clifford Brown "The Blues Walk" (1955)

COOL
Miles Davis "Israël" (1949)

BE BOP
Thelonius Monk "Straight no Chaser" (1968)
Charlie Parker "Blues for Alice" (1951)

SWING
Count Basie "Swingin' the Blues" (1938)
Count Basie "Boogie Woogie" (1938)
Duke Ellington "It Don't Mean a Thing" (1966)

CLASSICAL BLUES
Bessie Smith "St. Louis Blues"

EARLY JAZZ
Louis Armstrong "West End Blues" (1928)


Rechtstreekse voorlopers

RAGTIME
Scott Joplin "The Entertainer"

COUNTRY BLUES
Blind Lemon Jefferson "Hangman's Blues"





2. De toestand van de muziek in de Verenigde Staten van Amerika tijdens de 19de eeuw

In de loop van de 19de eeuw bestonden verschillende muziekstijlen die samen voor de smeltkroes zorgden waaruit later nieuwe muziekstijlen zoals Blues, Ragtime en Jazz voortvloeiden.

2.1. Spaanse, Franse en Engelse Muziek

a) Latijns-amerikaanse Muziek

CUBA
De Rumba is de meest zuivere Afrikaanse muziekstijl in Cuba. Dit was mogelijk door de relatieve tolerantie van de Spanjaarden voor hun Afrikaanse slaven (in Cuba voornamelijk afkomstig van de Bantú (Congo) en uit de Yoruba cultuur (Nigeria). Daarom zijn ook verschillende "Cubaanse" instrumenten rechtstreeks afstammeling van Afrikaanse instrumenten), deels door het grote aantal slaven en deels door de lange duur van die slavenhandel. Deze werd pas rond 1870 aan banden gelegd. Oorspronkelijk was de Rumba een vocale dansmuziek met thema's uit het dagelijkse leven maar vaak ook aan santeria (religie, afkomstig van de Congo en Yoruba slaven waarbij katholieke heiligen aanbeden worden met Yoruba goden) verbonden thema's of Afrikaanse, stamgebonden rituelen alleen gekend bij een klein aantal ingewijden. De rumba (de rumba, als connotatie van dansmuziek in de VS tijdens de jaren 30, is een onjuiste benaming voor een op son-gebaseerde dansmuziek. Deze Amerikaanse afgeleide stijl dankte zijn populariteit aan de vraag-antwoord uitvoeringspraktijk (cfr. "Pepito")) werd uitgevoerd in antifonale zetting (solist vs. koor), begeleid met conga's (tumba, segundo en quinto) en claves. Deze slagstaafjes geven het basisritme weer, ook clave (= sleutel) genaamd. (Op de Nederlandse Antillen spreekt men over het "sleutelritme".) In hoofdzaak is de Rumba een set van drie dansen, de Yambu, de Columbia en de Guagaunco.

Luistervoorbeeld: "Armando's Rumba" op Compact Jazz - Chick Corea, Polidor 831 365-2, origineel opgenomen in 1976, met Chick Corea (piano, handgeklap), Jean-Luc Ponty (viool) en Stanley Clarke (contrabas)

b) Franse Muziek

c) Engelse Muziek


2.2. West-Afrikaanse Muziek

Door de import van slaven uit West-Afrika, voornamelijk uit Dahomey (Ewe-Fon en Fanti-Ashanti stammen) en uit Sudan (Malé en Mandinga) deden typisch Afrikaanse muziekelementen hun intrede op het Amerikaanse continent:
  • Polyritmische en/of contrapuntische ritmes, met andere woorden, ritmes die veel syncopes bevatten en de superpositie van verschillende ritmische partijen, haast altijd met een pulsering die patronen opdeelt in twee of vier tellen
  • Polymetriek, zoals bij het tegelijkertijd uitvoeren van binaire en ternaire maatindelingen
  • Pentatoniek en niet-Westerse toonsoorten zoals ze voorkomen bij geïmproviseerde vocale lijnen met ornamentele inflecties. De aanpassing van de niet-getemperde Afrikaanse toonladder aan de Westerse toonladder heeft waarschijnlijk geleid tot de typische tonale deflecties (glides, slurs en vibrato). De bluenotes zouden hierdoor ontstaan zijn (sommige bronnen wijten dit eerder aan het gebruik van de Maqam toonladder…).
  • Antifonale uitvoeringspraktijk, een vraag-en-antwoord praktijk waarbij de solozanger afgewisseld wordt door het koor (zoals ook gebruikt door blueszangers als B.B. King en terug te vinden in marsmelodieën van het Amerikaanse leger)
    Voorbeeld: Long John
  • Timbreverschillen en eigen interpretatie zijn bepalend voor de melodische verscheidenheid. In Afrika wordt eenzelfde melodie, gespeeld op een ander instrument, aanzien als een verschillende melodie. Vergelijk de klank van een klassiek saxofonist met deze van Charlie Parker. Of denk aan de zoektochten naar een eigen sound bij gitaristen.
  • Het gebruik van percussie en de creatie van nieuwe instrumenten zoals de banjo, een rechtstreekse afgeleide van de Afrikaanse banjar. Trommels waren in Noord-Amerika aanvankelijk toegelaten maar werden verboden nadat men het mediumale karakter ervan had ingezien.
    Luistervoorbeeld: "Message from Kenia", op "Horace Silver Trio", Blue Note Records CDP 7 81520 2, origineel opgenomen in 1953, met Art Blakey (drums) en Sabu (conga)
  • Het gebruik van vreemde woorden en foutieve uitspraken in de muziek van zwarten
    Ouendé, Ouendé, macaya! (Doe maar, doe maar, eet zoveel je kan!)
    Mo pas barrasse, macaya!
    Mo bois bon divin, macaya!
    Mo mange bon poulet, macaya!
    Mo pas barrasse, macaya!
  • Sommige functies, typisch voor het Westerse muziekleven, zijn in Afrika onbekend: men kent er geen publiek, noch het begrip artiest…

De transitie verliep zeker niet vlot. De eerste slaven bleven Afrikanen, in de loop der tijd werden zij vervolgens Afro-Amerikanen en tenslotte, slechts in de tweede helft van de 20ste eeuw werden zij Amerikanen (L. Jones, 1963, Blues People - The Negro Experience in White America and the music that developed from it, Morrow Quill, New York). De zwarte als slaaf is een ding - de zwarte als Amerikaan is een heel andere zaak. De eerste zwarte slaven die in Amerika arriveerden (meestal wordt uitgegaan van het jaar 1617 als start van de reguliere slavenimport) geloofden wellicht niet dat ze hun leven lang in dat land zouden blijven. Ze voelden zich "gevangenen" en het enig inzicht dat zij verwierven in Westerse gewoontes of zeden was het idee dat ze elke ochtend rond een bepaald uur aan het werk werden gezet. Zij spraken nog steeds Afrikaanse talen en zongen Afrikaanse melodieën. Wanneer ze zich voor het eerst beginnen te uiten in het Engels (cfr. de opkomst van de blues), kunnen we wellicht voor het eerst van Afro-Amerikanen spreken.


2.3. Worksongs, hollers en shouts

Hoewel het zingen bij arbeid zeker ook voorkwam in Afrika, was er nu een verschuiving van de situatie: het ging niet langer om vrij werk, maar wel om opgelegd slavenwerk. Afrikaanse teksten zoals:
"Na het planten, wanneer de goden regen brengen, zal mijn familie zo rijk zijn als ze nu schoon is…"
komen cynisch over in de Amerikaanse situatie. Een slaaf uit Georgia werd op de plantage geboren, leefde en stierf op dezelfde plaats, tenzij hij verkocht werd.
Aanvankelijk zong men de Afrikaanse liederen. Maar er ontstonden ook nieuwe worksongs. Muziek was een van de weinige communicatiemiddelen waarover de slaaf beschikte. Het is daarom niet te verwonderen dat bepaalde delen uit die liederen betrekking hadden op mogelijke ontsnappingsroutes of aanspoorden tot protest (cfr. de "Underground Railroad". De organisatie van de ontsnappingen werden "gemaskeerd" doorgegeven onder het mom van legale treinreizen). Soms werden deze delen vervangen door onschuldige zinnen, men spreekt van "masked" of gemaskeerde worksongs. Werd de code doorbroken, dan zong men de volledige tekst en spreekt men van "unmasked" worksongs (Na verloop van tijd wist men hoogstwaarschijnlijk zelf niet meer wat de oorspronkelijke tekst bedoelde…).

De boodschap doorgeven van plantage tot plantage kon op verschillende manieren. In den beginne kon dan met trommels afgeleid van de dundun (of "talking drum"). Vaak gebeurde dit door de muilezeldragers die instonden voor het transport van goederen van de ene naar de andere plaats. Deze zangers werden herkend aan hun uitvoeringsstijl, gekenmerkt door slurs, falsetstem en melodievariaties (de typische timbres van zangers zoals Al Jarreau, Bobby McFerrin e.a. gaan wellicht terug op deze traditie). Deze liederen worden hollers (i.e. keelklanken) genaamd. Shouts zijn "masked" songs die van plantage tot plantage "doorgeroepen" werden.

Luistervoorbeeld: Sister Rosetta Tharpe met "This Train" (R. Tharpe) op "Gospel Greats", SOHOCD040-1

Luistervoorbeeld: "Take the 'A' Train" op Compact Jazz - Duke Ellington, Verve 833 291-2, origineel opgenomen in 1957, met het orkest van Duke Ellington

Luistervoorbeeld: "Worksong" op "The Cannonball Adderley Collection, Vol. 1 - Them Dirty Blues", Landmark LCD-1301-2, origineel opgenomen in 1960 met Cannonball Adderley (altsax), Barry Harris (piano), Sam Jones (contrabas) en Louis Hayes (drums)



2.4. Gospels en Spirituals

Slaven werden aanvankelijk niet bekeerd. Voor het gros van de blanken waren slaven wilden, ziellozen die niet mochten meegenieten van de blanke voordelen. Na het doopsel verkreeg de zwarte immers een ziel en kon hij niet langer als slaaf gebruikt worden…
De kerstening van de slaven komt op in de late achttiende eeuw, en dan nog bij een kleine groep radicale missionarissen van de Methodisten en Baptisten. De huisslaven, een "bevoorrechte" kaste onder de slaven, waren de eerste Christenen. De Afrikaanse slaaf werd zo een Amerikaanse slaaf; de bekeerde slaaf was nog meer Amerikaan dan de slaaf die heiden gebleven was. De meeste slaven lieten zich dan ook bekeren omwille van het verbod op eigen godsdienst beleven - omwille van de Afrikaanse traditie om het geloof van de veroveraar over te nemen (cfr. Santeria in Midden-Amerika) - of uit angst om in zogenaamde nonsens te blijven geloven.
En de "Meesters" bemerkten dat de gelovige slaaf minder opstandig was: het Christendom werd synoniem voor het doorgeven van een morele code die de slaaf moest voorbereiden op zijn uiteindelijke verschijning voor de Schepper.
Het Christendom zorgde bovendien voor een metafysische oplossing voor het lijden van de zwarte slaven: het ontnam zijn gedachten aan Afrika en liet hem de kans te ontsnappen uit het Kwaad en het Lijden door de Bevrijding na de Dood, wanneer hij naar het Beloofde Land weggevoerd werd (in New-Orleans werd op weg naar de begraafplaats treurmuziek gespeeld, bij het terugkeren werd vrolijke muziek gespeeld, de zogenaamde "second line" zoals "Oh When the Saints"). In de Bijbel vond de slaaf een analoge situatie met zijn lijden: het ballingschap van het Joodse volk in Egypte, vandaar titels zoals:
"Go Down, Moses"
"I'm Marching to Zion"
"Walk into Jerusalem just like John"
"Crossing the River Jordan"

Voorbeeld: Go Down Moses
Luistervoorbeeld: Golden Gate Quartet (with Leadbelly) "Pick a Bale of Cotton" (Ledbetter) op "Gospel Greats", SOHOCD040-1



2.5. Minstrel Shows

De minstrel show ontstond uit een idee van Gottlieb Graupner die zwart geschilderd een "blackface act" opvoerde. Hits zoals "Oh Susanna" en "Swanee River" komen voort uit deze shows, maar dit muziekgenre zorgde ook voor een groot deel aan racistische woorden zoals "Jim Crow", "Coon" :
Once there was a travelling coon
Who was born in Tennessee.
He made his living stealing chickens
… And everything else he could see.
Well, he travelled and was known for miles around,
And he didn't get enough, he didn't get enough,
Till the police shot him down.
Minstrel Shows werden ook naar hier gehaald met daarin muzikale karikaturen over de levenswijzen van zwarten in Amerika. Uit de zwarte variante van deze shows komt de term "Cakewalk", een metafoor voor het dansgedrag van blanken. Dergelijke shows eindigden steeds in climax met een cakewalk. Een uitbundige dans op de tonen van de banjo: groteske bewegingen, het bovenlichaam achterover gebogen en de benen hoog geheven (cfr. Colliwog's Cakewalk van C. Debussy).

Wellicht deden de Hooley' Minstrels al in 1851 Brussel aan, beter bekend is Buffalo Bill's Wild West Show die in 1891 Brussel, Gent en andere steden aandeed. Op de affiche stond 'a nigger quartet, a banjo duet and several negro comics…'.



2.6. Europese klassieke muziek

De Verenigde Staten brachten tot het midden van de negentiende eeuw geen grote klassieke componisten voort. Tot voor de Burgeroorlog was Stephen Collins Foster (1826-1864) de meest gevierde componist door het succes van zijn ballades. Meest bekende is "Old Folks at Home": een gemakkelijke melodie, grotendeels diatonisch en beperkt qua harmonie. Het lied werd oorspronkelijk uitgegeven onder de naam van een andere componist, E.P. Christy, leider van Christy's Minstrels en kreeg als bijtitel: Ethiopian Melody.

Maar er was ook "Zwarte Kunstmuziek". Er zijn de successen van de coloratuursopraan Marie Selika en de violist "Blind Tom". Ook rondreizende zwarte koren kennen steeds meer succes: de Original Fisk Jubilee Singers (de Fisk University uit Nashville, Tennessee werd gesticht vlak na het einde van de Burgeroorlog. De moeder van Miles Davis was een vroege alumnus aan deze universiteit.) oogsten veel succes in 1873 met een optreden voor Queen Victoria in London. Het repertoire bestond uit gearrangeerde spirituals die nu als "Jubilees" bestempeld werden en verslagen uit die tijd spreken vooral over het "bizarre" vingerknippen op de tweede en de vierde tijd.
En op het einde van de 19de eeuw studeren aan het New England Conservatory te Boston de eerste zwarten af.

Belangrijkste componist was Louis Moreau Gottschalk (1829-1869). Als kind van geëmigreerde ouders uit Haiti (enkele data: 1791 revolutie in Haïti - onder leiding van Jean-Jacques Dessalines, later keizer Jacob I van het onafhankelijke land. Verjoeg in 1803 Franse generaalgezant, noemt vanaf 1 januari het eiland niet langer Hispaniola maar Haiti en troonde zich later dat jaar tot keizer. In 1803 kopen de Verenigde Staten de staten Louisiana en New Orleans van Frankrijk voor 60 miljoen Franse Francs. In de negentiende eeuw wordt in 1847 Liberia gesticht door Amerikaanse zwarten ("Promised Land") - Motto: "The love of liberty brought us here" ), groeide hij op in het "French Quarter" van New Orleans (in de "Rue des Remparts", op een boogscheut van de "Place Congo" waar zondagsmiddags Afrikaanse muziek uitgevoerd werd). Hier hoorde hij Creoolse muziek met Afro-Caraïbische ritmes naast melodieuze folksongs. Op dertienjarige leeftijd werd hij naar Europa gestuurd voor een doorgedreven klassieke muziekstudie. Hij werd echter niet toegelaten tot het conservatorium te Parijs en volgde dan maar les bij verschillende privé leraars. Hij bouwde redelijk snel aan carrière als solopianist op en toerde door heel Europa. In 1853 keert hij terug voor tournés doorheen Amerika en Canada en in 1854 reist hij naar Cuba. Hij houdt er een streng programma op na: in 1862 speelt hij bvb. 85 concerten op verschillende plaatsen en dit in een tijdspanne van vier en een half maand.
Zijn composities vormen een unieke getuigenis van de invloed en evolutie van zwarte en Latijns-Amerikaanse muziek uit die periode en het zijn de eerste voorbeelden van Creoolse, Latijns-Amerikaanse en Afro-Amerikaanse dansritmes, vertaald naar Europese muziekvormen.

Luistervoorbeeld: L.M. Gottschalk "Le Banjo - grotesque fantasie" (1854) / "Le Bananier - chanson nègre" (1845) / "Souvenir de la Havane - grand caprice de concert" (1859) op Piano Music by Louis Morreau Gottschalk "An American Composer, bon Dieu!" - Philip Martin piano - Hyperion CDA 66459


3. Twee rechtstreekse voorlopers van Jazz: Blues en Ragtime

3.1. Blues

Na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), worden de zwarte slaven bevrijd. Deze periode wordt algemeen de "Emancipatie" genoemd. De ex-slaven mogen op eigen boerderijen werken (40 Acres and a Mule…), leiden een leven als migrant of trekken rond op zoek naar arbeid. Er heerst een sfeer van humanisme, een slaaf kon immers geen mens zijn.
Het beperkte beeld dat de zwarte slaaf van Amerika had wordt verruimd. De meeste slaven kenden alleen de microkosmos van de plantage. Rond 1870 zwerven duizenden zwarten door de uitgestrekte, haast eindeloze vlaktes van het zuiden van Amerika, op zoek naar werk.
Deze nieuwe, vrije en ontspannen en vaak solitaire situatie levert een volledig nieuwe stijl op: blues.

Een nieuw taalgebruik
Bij het werk op de plantage werden vooral gemeenschapsgezangen uitgevoerd. Blues als vocale muziek komt voort uit deze shouts maar ook uit de spirituals. De herhaling van het A-deel in de typische AAB bluesvorm komt uit het antifonale karakter van beide muziekvormen maar kan ook ontstaan zijn door een gebrek aan inspiratie, of door de moeilijkheid om snel een rijmwoord te vinden … (vergeet de beperkte Engelse woordenschat van de zwarte niet)
Kenmerkend is de nieuwe lyriek die het gevolg is van de vrije en meer ontspannen levenswijze van de geëmancipeerde slaaf. Afrikaanse woorden verdwijnen volledig, er wordt minder "patois" gebruikt en het Engels wordt de voertaal. Iedereen moet de zanger kunnen verstaan. Ook de betekenis van de woorden verandert: het woord "Jordan" slaagt niet langer op de bevrijding door dood of ontsnappen uit de plantage, maar betekent nu het zelfbeschikkingsrecht van de zwarte.
In come a nigger named Billy Go-helf
Coon was so mean was skeered of hisself;
Loaded wid razors an' guns, so they say,
Cause he killed a coon most every day.

1) tewerkstelling vs. werkloosheid
De voormalige slaaf is niet zozeer op zoek naar Amerika maar vooral naar werk. En dit was vaak het moeilijkst voor mannen. Vrouwen werden huishoudster, maar de mannen, die vooral in de landbouw werden ingezet, moesten nu betaald worden door voornamelijk arme, Zuiderse boeren. De zwarte had geld nodig:
I never had to have no money befo'
I never had to have no money befo'
And now they want it everywhere I go

2) groepsmuziek vs. individuele muziek
"everywhere I go": blues is een individuele muziek, de Ik-figuur staat centraal. De zelfstandige zwarte moest echter niet alleen zichzelf denken, hij moest nu zelf een familieleven beginnen. Een sociaal fenomeen dat gedurende de slavenperiode quasi onbestaand was.

3) verstrooiingsmuziek vs. professionele muziek
Aanvankelijk speelt de muzikant voor voedsel of andere betalingen in natura, maar stilaan treedt hij niet langer alleen op voor eigen volk: hij wordt professioneel, trekt op met theatergezelschappen, minstrel shows en circussen en creëert een eigen publiek. Overal waar geen ontspanning voor handen was, zette de show zijn tenten op, ofwel werden ze geboekt via de T.O.B.A., de Theater Owner's Booking Agency, door de misbruikte zwarte artiesten omgedoopt in Tough on Black Asses/Artists. De zangeres Ma Rainey trok zo op met de Rabit Foot Minstrel Show. Het zijn deze rondtrekkende theaters die zorgen voor de verspreiding van verschillende muziekstijlen over het Noord-Amerikaanse continent. Maar zij traden ook op in Engeland en op het continent en zorgden zo voor de eerste verspreiding van blues in de Oude Wereld.

4) patois vs. verstaanbaar Engels
Professionele blueszangers moeten verstaanbaar klinken. Daarom verdwijnt dialect uit het taalgebruik. Voor het eerst manifesteert de zwarte zich als Afro-Amerikaan. Hij "aanvaardt" zijn bestaanslot in een Amerikaanse context en kiest definitief voor de Engelse taal.

Een definitie voor het woord blues?
Het woord blues kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, een eenduidige verklaring is onmogelijk:
  • een slecht gevoel, of de muziek die dit gevoel uitdrukt
  • een poëtische rijmvorm (A A B)
  • een trage, funky muziek
  • een akkoorden progressie, meestal bestaand uit een 12 matenstructuur met vooraf voorspelbare akkoorden op de 1ste, 5de, 7de, 9de en 11de maat
  • een muziek die gebruik maakt van blue notes
  • combinaties van al deze punten

In het begin bestond de blues ook wel uit 8, 10 of andere maatcombinaties, maar de vorm is steeds van het AAB type (qua rijmvorm heeft blues een AAB vorm, harmonisch is het een ABC vorm. Het is onder meer deze dualiteit die blues zijn typische klank gegeven heeft) :
A-deel gezongen door een voorzanger / A-deel herhaald door de groep / B-deel besluit

People if you hear me hummin' on this song both night and day
People if you hear me hummin' on this song both night and day
I'm just a poor boy in trouble, trying to drive my blues away

My man don't love me, treats me awful mean,
My man don't love me, treats me awful mean,
He is the lowest man I've ever seen

Blues is, net zoals calypso, een representatieve muziek. Dit wil zeggen dat men, aan de hand van de tekst, gegevens kan afleiden over de sociale, culturele, economische of andere gedragingen van de uitvoerende musicus of van zijn bevolkingsgroep. Zo kunnen verschillende, diachronische bluesteksten van één en dezelfde schrijver informatie verstrekken over zijn forensisch gedrag of over wisselende contacten met het gerechtsapparaat…

Country Blues
Deze benaming staat voor de oudste bluesstijl, ook Delta of Mississippi blues genoemd. De stijl ontwikkelde zich uit de worksongs, spirituals, hollers en shouts en verspreidde zich via juke joints (de "blanke" variante van deze juke joints worden honky tonks genoemd.). Dit zijn zelfgebouwde caféhuisjes uit pover materiaal opgetrokken die als sociale clubs dienst deden (en nog steeds doen). Hier werd blues ontwikkeld en verspreid: muzikanten, die vaak van juke naar juke trokken, gaven hier technieken, stijlen en songs aan mekaar door (ook op clambakes en fish fries gebeurden gelijkaardige ontwikkelingen). De bezetting bestond uit twee tot drie gitaarspelers, een bassist, een washboardspeler en bespelers van kazoos, fluitjes en mondharpen en soms een jug (jeneverkruik).
De eerste muzikanten waren Charley Patton, Mississippi John Hurt, Robert Johnson. De eerste opnames van deze muziek vonden pas plaats vanaf eind der jaren 1920 in de Angola Prison Farm, een goede zestig jaar nà het ontstaan van de stijl.


3.2. Ragtime (vanaf ca. 1890 tot het einde van W.O.I)

Het belang van Ragtime voor de zwarte muziek in Amerika en als theoretisch systeem van Amerikaanse muziek werd lang onderschat door de grotere aandacht die gegaan is naar het succes van zijn opvolger: Jazz.

De uitgevers van een ragtime uit 1897, schrijven zelf (Ortiz M. Walton (1972), p. 39) :
"…by presenting "Syncopated Sandy" to the public (we) have succeeded in illustrating the absolute theory of the now famous Ragtime music which originated with the Negroes and is characteristic for their people. Careful attention to the accent marks will enable the performer to obtain perfect Ragtime and give the basic principles whereby any music ever written can be arranged and played in Ragtime, the musical rage of the century."

Van jigpiano tot ragtime
In het begin sprak men van "jigpiano" omdat er veel overeenkomsten waren met de Ierse Jig dansen. De term "ragged time" werd vanaf het eind van de 19de eeuw gebruikt voor de toen gesyncopeerde populaire muziekstijl, vooral uitgevoerd op piano. De term ragtime wijst op een gesyncopeerde melodielijn die contrasteert met het ritmisch strakke en eenvoudige karakter van de baslijn. Deze stijl, nochtans volledig gecomponeerd en uitgeschreven, speelde een rol bij de ontwikkeling van solo's en collectieve improvisatie bij het ontstaan van jazz in New Orleans.

Componisten
De belangrijkste componisten waren Tom Turpin, James Scott en vooral Scott Joplin.

Tom Turpin was een autodidact uit Georgia. Hij opende een saloon ("The Rosebud") waar ragtime gepromoot werd en zijn "Harlem Rag" uit 1897 was de eerste gepubliceerde ragtime van een zwarte componist. In 1897 werd een eerste rag gepubliceerd: "Mississippi Rag" van William H. Krell, een blanke pianist. Maar dit effende de weg naar investeringen in zwarte musici, de echte ragtimers.Het uitgeven van muziek was in die tijd voor elke componist een belangrijke bron van inkomsten: het aantal gedrukte exemplaren was te controleren en zo kon het aandeel van de componist "correct" berekend worden. Dankzij de publicaties maar ook door de aanmaak van opnames via pianorollen voor pianola's geraakte ragtime ook bekend bij de Amerikaanse middenklasse. (Een eerste pianola werd al in 1825 ontwikkeld, in 1897 werd een verbeterd model op de markt geïntroduceerd) De Harlem Rag heeft nog een zeer eenvoudige, reguliere vorm, en het stuk maakt enkel gebruik van eenvoudige toonaarden en harmonieën.

Ragtime wordt vandaag nog vaak voorgesteld in films als de muziek gespeeld door een pianist met opgerolde mouwen en getooid met een strooien hoed die nonchalant ragtime melodieën speelt op een buffetpiano. Meestal is de setting een speelhol met op de bovenverdieping bordeelactiviteiten. Een enscenering die overeenstemt met de inrichting van Turpin's Rosebud:
"The Rosebud had a bar in the front, and this, as well as the wine room in the back, dispensed liquor. The wine room, accessible from the bar or through the side "family entrance", was where the sports and the girls gathered around the piano to hear Tom Turpin's strong playing as well as the Ragtime of many others." (Blesh Rudy (1950), p.54)

Pianist-componist Scott Joplin, geboren in Texarkana (Texas) in 1868 en in 1916 gestorven in Manhattan, wordt tegenwoordig aanzien als de grondlegger van ragtime. Zijn vader was een ex-slaaf die als violist wat probeerde bij te verdienen, moeder ("van geboorte vrij") speelde banjo. Scott Joplin legt zich eerst toe op gitaar en bugel en vanaf acht jaar studeert hij piano. Vanaf zijn dertiende leidt hij het leven van een rondreizend muzikant. In 1885 verzeilt hij in John Turpin's (vader van Tom Turpin) "Silver Dollar Saloon" waar hij het componistenvak nog meer onder de knie krijgt. Dit "Silver Dollar" saloon was een ragtime clubhouse, een plaats voor muzikale duellen dat ook fungeerde als een informeel boekingskantoor voor jonge pianisten ("professors" genaamd). In 1898 komt hij op de wereldtentoonstelling te Chicago (hij werkt er als muzikant in een bar in het uitgaansdistrict) in contact met verschillende muziekstijlen, waaronder ook Westerse klassieke muziek.
Van Joplin's Maple Leaf Rag (1899) werden honderdduizenden exemplaren verkocht. Zijn grootste betrachting bestond erin de rag te laten erkennen als klassieke compositievorm, net als het menuet en het scherzo.
Naast zijn 504 ragtimes schreef hij een balletopera "Ragtime Dance" en twee ragtime opera's "A Guest of Honour" en "Treemonisha". Het libretto van dit laatste werk heeft een sociale achtergrond: een door zijn moeder achtergelaten zwarte baby wordt opgevoed en predikt op latere leeftijd de revolutie door middel van educatie.

Net zoals W.C.Handy voor de blues, is Scott Joplin niet echt de grondlegger van een nieuwe stijl maar iemand die verschillende elementen, die reeds langer bestonden, synthetiseerde en concretiseerde in een nieuwe muziekvorm. Afrikaanse elementen werden eens te meer getransformeerd in de nieuwe Amerikaanse context. De typische syncopen en karakteristieke lyriek van Ragtime vind je al terug in de Spiritual, Holler en "coon" songs. De eerste ragtimes geleken in sterke mate op de cakewalk, de finalestukken uit de Minstrel Shows.

Roots van ragtime
De huisslaven vormden een "bevoorrechte kaste": ze werden hierin opgenomen omdat zij meer gehoorzaam waren en zo werden zij de meest veramerikaniseerden onder de slaven: zij zullen de eerste bekeerden worden en spelen een belangrijke rol voor het geloof.
De roots van ragtime liggen ook in de slavernij: getalenteerde huisslaven moesten met pianomuziek danspartijen opluisteren. De nadruk lag aanvankelijk op pentatonisch werk in F# (cfr. de zwarte toetsen en een toonladder die in Afrika bekend was). Eens de slaven meer vertrouwd geraakten aan het pianospel werden ook andere toonaarden uitgeprobeerd. Daarnaast werden vooral melodieën gespeeld die "tegen-de-tel" klinken, zoals zo vaak in Afrikaanse muziek.



4. DISCOGRAFIE

RABIH ABOU-KHALIL: Blue Camel (ENJ-7053-2)
JULIAN "CANNONBALL" ADDERLEY: The Cannonball Adderley Collection, Vol. 1 Them Dirty Blues (Landmark CD 1301-2)
LOUIS ARMSTRONG: Great Original Performances (BBC CD 597)
COUNT BASIE: The Complete Atomic Basie E= mc² = Count Basie Orchestra + Neal Hefti arrangements", (Roulett 7243 8 28635 2 6)
COUNT BASIE: Count Basie with his Orchestra and his Rhythm Section (Giants of Jazz 53072)
SIDNEY BECHET: Complete RCA-Victor Master Tapes (DRCD 11203)
BIX BEIDERBECKE: Jazz Me Blues (Disques Dreyfus FDM 367113-2)
ART BLAKEY: The Best of Blue Note (243 8 29964 2 2)
THE ULTIMATE ENCYCLOPEDIA OF AMERICAN BLUES CLASSICS (Retro R2cd 40-33)
CLIFFORD BROWN: Clifford Brown (Verve-Compact Jazz 842 933-2)
DEBORAH BROWN: Deborah! (September CD 5103)
DAVE BRUBECK: The Dave Brubeck Quartet - Time Out (Columbia CL 1397 - heruitgave CK 65122)
KENNY BURRELL: The Best of Blue Note (243 8 29964 2 2)
NAT KING COLE: "Nat King Cole Portrait" (Joan Records 7183)
ORNETTE COLEMAN: Free Jazz-a Collective Improvisation by the Ornette Coleman Double Quartet (Atlantic 781 347-2 1364-2)
STEVE COLEMAN: The Sonic Language of Myth (BMG74321641232)
CHICK COREA: Compact Jazz ( Polydor 831 365-2)
MILES DAVIS: Birth of the Cool (CDP 7 92862 2)
MILES DAVIS: Kind of Blue (CBS 460603 2)
MILES DAVIS: In a Silent Way (CBS 450982 2)
MILES DAVIS: Tutu (Warner Bros. 925 490 - 2)
DUKE ELLINGTON: Blues In Orbit (CBS 460823 2)
DUKE ELLINGTON: Duke Ellington and Friends (Verve-Compact Jazz 833 291 - 2)
DUKE ELLINGTON: Duke Ellington, Original Jazz Recordings, Digitally Remastered 1927-1934 (Hermes HRD 6001)
DUKE ELLINGTON AND HIS ORCHESTRA 1927-1931 - "The Jimmy Blanton Era" (Giants of Jazz CD 53030)
DUKE ELLINGTON: A Drum Is a Woman, Duke Ellington and his Orchestra (Sony Col 471320 - 2)
ELLA FITZGERALD: Ella - Montreux, 1975 (Pablo Records PACD-2310-751-2)
JAN GARBAREK: Jan Garbarek Group - Twelve Moons (ECM 500)
STAN GETZ: Sweet Rain - Stan Getz Quartet (Verve 815 054-2)
ASTRUD GILBERTO: Compact Jazz (Verve 831 369-2)
DEXTER GORDON: The Best of Blue Note - A Selection from 25 Best Albums (7243 8 29964 2 2)
LOUIS MORREAU GOTTSCHALK: Piano Music for 2 and 4 hands Alan Marks & Nerine Barrett (Nimbus Records NI 7045/6)
TRILOK GURTU: Kathak (Escapade ESC 03655)
HERBIE HANCOCK: Thrust (Columbia CK 64984)
FLETCHER HENDERSON: Jazz Legends - the SOHO collection (SOHO cd 011)
WOODY HERMAN: Woody Herman - The Thundering Herds 1945-1947 (CBS CK 44108)
FRED HERSCH: the Fred Hersch Trio - Live at the Village Vanguard (Palmetto Records PM 2086)
BILLY HOLIDAY: Billie Holiday - the Lady Sings the Blues (CéDé International 66002)
HONKY TONK PARTY (ZYX Music PDI 6128-2)
BOB JAMES: All Around the Town (CBS 88509)
KEITH JARRETT: The Köln Concert (ESM 1064/65)
KEITH JARRETT: Keith Jarrett Trio - Still Live (ECM 13660/661835 900-2)
BLIND LEMON JEFFERSON: Acoustic to Electric Blues (D2CD08)
JAMES P. JOHNSON: James P. Johnson Harlem Stride Piano - 1921/1929 (Hot'n Sweet 151032)
QUINCY JONES: Back on the Block (Qwest/Warner Bros. 926 020-2)
SCOTT JOPLIN: Ragtime, the best of ragtime - W. Chodack piano (Mandala Man 4838)
THE LEGEND OF NEW ORLEANS: Giants of Jazz (CD 53016)
KOINONIA: Frontline (MCAD-5916)
LEE KONITZ: Post Bop/Atlantic Jazz (Atlantic Jazz 781705-2)
PHILIP MARTIN: Piano Music by Louis Morreau Gottschalk "An American Composer, bon Dieu!" (Hyperion CDA 66459)
D. MILHAUD: Création du Monde - original jazz composition and other works - Ian Hobson
and the Sinfonia da Camera (Arabesque Z6569)
CHARLES MINGUS: Pithecanthropus Erectus - the Charlie Mingus Jazz Workshop (Atlantic 1237 / heruitgave 8122-75357-2)
JONI MITCHELL: Shadows and Light (Asylum 7559-60590-2)
THELONIUS MONK: Monk's Music (Original Jazz Classics OJC20 084-2)
THELONIUS MONK: Thelonius Monk 1962-1968 (Columbia Jazz SMM5096262)
WES MONTGOMERY: The Incredible Jazz Guitar of Wes Montgomery (Riverside 1169, heruitgave OJC20 036-2)
WES MONTGOMERY: Movin' Wes (Verve Records 810 045-2)
JELLY ROLL MORTON: Jelly Roll Morton - Volume 3 1926 (Masters of Jazz MJCD 33)
JELLY ROLL MORTON: Jelly Roll Morton 1924-1926 The Classic Chronological Series (Classics 599)
GERRY MULLIGAN: Gerry Mulligan Quartet with Chet Baker (Giants of Jazz 53027)
THE MUSIC OF BRAZIL: The Rough Guide (World Music Network RGNET 1021 cd)
CHARLIE PARKER: Charlie Parker (Verve-Compact Jazz 833 288-2)
CHARLIE PARKER: Charly Parker & Dizzy Gillespie / Bird & Diz (Bellaphon LC 1421 288-07-123)
CHARLIE PARKER: Charlie Parker with Miles Davis, Dizzy Gillespie, Max Roach, Lennie Tristano (Magic Music 30017 CD)
JACO PASTORIUS: Jaco Pastorius (Columbia CDEPC 81453)
JOHN PATITUCCI: Mistura Fina (GRP 98022)
MA RAINEY: The Complete Madam Gertrude "Ma" Rainey Mastertakes Collection 1923-1928 Vol.2 1924/26 (King Jazz KJ 182 FS)
JIMMY RANEY: Jimmy Raney - Très Chouette (Vogue 651 - 600181)
RITUALS OF TRINIDAD: volume 1 (Rituals cd 0295)
DR. OLAVO ALÉN RODRIGUEZ: From Afrocuban Music to Salsa (Piranha BCD-PIR1258)
SONNY ROLLINS: Saxophone Colossus (Original Jazz Classics Prestige 291-2)
SONNY ROLLINS: Airegin - Sonny Rollins 1951-1956 (Giants of Jazz CD 53060)
THE STORY OF CUBA: Hemisphere (7243 5 24337 2 8)
HORACE SILVER: Horace Silver Trio - and spotlight on drums: Art Blakey - Sabu (Blue Note CDP 7 81520 2)
HORACE SILVER: The Best of Blue Note (Blue Note CDP 7 96110 2)
BESSIE SMITH: Bessie Smith - The Collection (CBS 463339 2)
LENNIE TRISTANO: Lennie Tristano (Atlantic #1224 - heruitgave 8122-71595 -2)
FATS WALLER: Fats Waller The 1935 Transcriptions (Naxos Jazz Legends 8.120577)
PAUL WHITEMAN: Paul Whiteman & His Dance Band - feat. Bix Beiderbecke & Bing Crosby (Naxos Nostalgia 8.120511)
JOHN ZORN: Beit (DIW-009)


5. BIBLIOGRAFIE

ADOLFO A., 1993, Brazilian Music Workshop, Advance Music
APHTEKER H., 1969, American Negro Slave Revolts, International Publishers, New York
BERENDT J.E., 1986, Das große Jazzbuch - Von NewOrleans bis JazzRock, Fischer, Frankfurt am Main
BLESH R., 1950, They All Played Ragtime, Oak Publications, New York
BRODSKY LAWRENCE V., 1972, Scott Joplin - Collected Piano Works, Bellwin-Mills Publishing corp., New York
CHAMBERS H.A., 1953, The Treasury of Negro Spirituals, Blandford Press, London
FRAY BERNARDINO DE SAHAGUN, Historia General de las Cosas de Nueva España, Meulenhoff Amsterdam, 1991
FEATHER L., S.D., The New Encyclopedia of Jazz, Horizon Press, New York
GOFFIN R., 1932, Aux frontières du Jazz
GRIDLEY M.C., 1988, Jazz Styles - history & analysis, Prentice Hall, Englewood Cliffs
JACKSON R., 1973, Piano Music of Louis Moreau Gottschalk - 26 Complete Pieces from Original Editions, Dover Publications, Inc., New York
JONES L., 1963, Blues People, the Negro Experience in White America and the music that developed from it, Morrow Quil, New York
KERNFELD B., 1988, The New Grove Dictionary of Jazz, Macmillan Press Limited, London
MAULEON R., 1993, Salsa Guidebook for Piano and Ensemble, Sher Music Co.
SCHULLER G., 1968, Early Jazz: Its Roots and Musical Development, Oxford University Press
TANGHE F., 1994, All that Jazz - van Worksong tot Post-Bop, Hadewijch, Antwerpen-Baarn
TIRRO F, 1977, Jazz: a History, W.W. Norton Company, New York
WALTON ORTIZ M., 1972, Music: Black White and Blue - A sociological survey of the use a misuse of Afro-American Music, William Morrow & Company, Inc., New York