Dr.Godfried-Willem RAES

Kursus Experimentele Muziek: Boekdeel 3: Vormleer

Hogeschool Gent : Departement Muziek & Drama


<Terug naar inhoudstafel kursus>    

3005:

Tempo - Maat - Metrum - Ritme - Artikulatie

Begrippen:

1. - Tempo: het tempo in de muziek is een gegeven dat in eerste plaats door de komponist als aanduiding in de partituur wordt gegeven. Het behoort tot de notatie en hoeft in die zin absoluut niet overeen te stemmen met het 'tempo' zoals een luisteraar dat waarneemt bij het beluisteren van een gegeven muziekstuk. Het tempo komt overeen met het metronoomgetal op de partituur, of een equivalente aanduiding terzake. Een tempo veronderstelt periodiciteit. Een tempo kan niettemin ook gemoduleerd voorkomen, zoals bij accelerandos en ritardandos en in het rubato. In de twee eerste gevallen hebben we lineaire modulatie van het tempo en blijft periodiciteit gegarandeerd. Bij rubato blijft het tempo alleen intakt, wanneer de rubato modulatie niet te diep is en wanneer zij een zekere voorspelbaarheid kent. Is aan deze voorwaarden niet voldaan, dan vervalt het tempo. Het tempo vervalt eveneens in muziek waarbij bvb. elke maat een andere indeling heeft en bovendien een andere tempoaanduiding. Dergelijke muziek kunnen we alleen 'kronometrisch' uitvoeren. Zij kent wel een 'noten'-dichtheid die groot of klein kan zijn, maar niet zoiets als een tempo.

2.- Maat: Maat is eveneens een eigenschap van de notatie, van de partituur en dus niet van de muziek zelf. De maat levert aan de uitvoerende muzikus een soort raster, waarbinnen de duur-instrukties eigen aan de muziek liefst zo leesbaar mogelijk worden genoteerd. De maat is als dusdanig niet waarneembaar. Binnen ons bekende stijlen nochtans, kunnen we op grond van traditie vaak wel de maat achterhalen op grond van het metrum (zie verder). Elk willekeurig stuk kan met diverse maatcijfers worden genoteerd zonder dat dit bij uitvoering ook maar tot het geringste waarneembaar verschil aanleiding geeft. Komponisten moeten bij de keuze van een maatsoort en indeling steeds uitgaan van het leeskomfort van de uitvoerende muzikus. Een notatie in 4/32 bij een tempo van 32noot = 240 is dan ook te verwerpen, ten voordele van een notatie in 4/8 met achtste=240 of, best, 2/4 met vierde=120.

3.- Metrum: Metrum is een door onze hersenen bij het luisteren naar muziek ontstane abstraktie, een waargenomen vorm in de tijd. Opdat een metrum zou kunnen geabstraheerd worden is een zekere herhaling -en , via induktie, voorspelbaarheid- noodzakelijk. Het metrum kan volkomen samenvallen met de genoteerde maat, wanneer bvb. in 4/4 alleen vierde noten worden gespeeld. Musici moeten het metrum uit de partituur afleiden. Het is de taak van de komponist, hen deze afleiding zo eenvoudig en eenduidig mogelijk te maken. Vanuit de luisteraar bekeken zouden we het metrum, metaforisch, kunnen omschrijven als de ossatuur (het gebeente) van het ritme.

4.- Ritme: Ritme noemen we de figuur die op een bepaald moment in een muziekstuk binnen het metrum wordt gespeeld of gehoord. Op grond van abstraktie van een reeks ritmische figuren zijn we in staat daaruit een metrum als gestalt af te leiden. Een ritme kan doorlopend gevarieerd worden zonder dat er ook maar iets aan het metrum verandert. Anderzijds is het ook best mogelijk dat ritme en metrum perfekt samenvallen: bij simplistische muziek zonder onderverdelingen van de pulsen (beats) enerzijds, en anderzijds bij muziek die volledig is opgebouwd vanuit een enkele obstinate ritmische figuur.

5.- Artikulatie: menselijke uitvoerders spelen nooit de ritmes zoals die genoteerd staan in een partituur exakt. Bepaalde notenwaarden worden wat ingekort, andere wat uitgelengd. Deze afwijkingen worden bepaald door technische beperkingen (grote intervallen, positiewisselingen...) enerzijds, maar ook door interpretatieve ingrepen van de uitvoerende muzikus. De artikulatie behoort tot het exklusieve terrein van de uitvoerder. Het behoort niet tot de taak van de komponist, aanduidingen te geven tot op dit niveau. Alleen wanneer de komponist afziet van het gebruik van uitvoerders, wordt het zijn verantwoordelijkheid er desgewenst voor in te staan dat zijn muzikale realisatie (elektronisch of door gebruik van muziekautomaten) wel degelijk een artikulatieniveau kent. Het is uitgerekend hier dat luisteraars het verschil menen te kunnen horen tussen mensen en machines... De evaluatie van dat verschil is een diskussiepunt waar we hier niet verder willen op ingaan.

Een goed voorbeeld waarmee we het begrip artikulatie hier kunnen verduidelijken wordt gevormd door wat jazz muzikanten veelal bedoelen met het begrip 'swing'. Het is eigenlijks niets anders dan het geheel van interpretatorisch bepaalde wisselingen en vooral overgangen tussen binaire en ternaire ritmische figuren.

Bvb.: Q. S (binair) enerzijds en Q E (ternair) anderzijds.

In de jazz kunnen we dit ,naar analogie met de modale onzekerheid die aanleiding gaf tot de 'blue'-notes, verklaren vanuit de afrikaanse ritmische roots, waarin simultaniteit van binaire en ternaire onderverdelingen van de puls de kern vormen van heel wat rituele muziek.

Een laatste begrip, dat toch wel enigszins buiten de hier gegeven kategorien valt, is het begrip duur. Enerzijds is het een fysische grootheid: de kronometrisch meetbare duur van een verschijnsel, maar anderzijds wordt het ook vaak in psychologische zin gebruikt, als 'beleefde' duur. Deze beide koncepten vallen hoegenaamd niet samen. Voor beide nochtans is het essentieel dat het verschijnsel alleen de eigenschap duur kan hebben, wanneer het in de tijd afgebakend is door twee stimuli (een begin en een einde). De eerste duur is voor komponisten uiteraard van groot belang wanneer zij met technische media te maken krijgen: een kompositie van 90 minuten kan niet op een CD worden opgenomen bvb. , het tweede eveneens maar is moeilijk kwantificeerbaar en kan van luisteraar tot luisteraar, en van luistersituatie tot luistersituatie, verschillend zijn. De eerste duur kan worden gelijkgesteld met de afgebakende tijd, een beetje zoals een lijnstuk bepaald is op een rechte. De tweede wordt beleefd vanuit de diverse periodiciteiten die ons leven zowel biologisch als vanuit de natuur bepalen: metabolische perioden (eten/drinken, menstruatie, slapen/werken) , motorische eigenfrekwenties (slingerkonstanten van ledematen, romp en kop), dag/nacht , seizoenen... Daarbovenop komen dan nog heel wat kultureel bepaalde periodiciteiten: weken (zondagsrust), arbeidstijd/vrije tijd, rituelen...


Standaarden voor tempi in de muziek:

Tempoaanduidingen in partituren (MM getallen) mogen niet zomaar eender welke vorm aannemen. Een tempo op een partituur aangeven als MM=135 bvb. wordt in de wereld van de klassieke muziek niet aanvaard. Zo'n tempo komt inderdaad niet voor op een metronoom.

De op metronooms voorkomende en instelbare tempi zijn in volgende lijst weergegeven. We geven er meteen ook de vroeger gebruikelijke (maar minder precieze) italiaanse naam-equivalenten bij.

 


Filedate: [840501]/ October 27, 2003/ 2003-10-27

Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus> Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES