De absurditeit van het auteursrecht.

Inleiding

Wanneer ik een loodgieter vraag mij een WC met spoeling te komen installeren, dan lijkt het nogal evident dat ik de man betaal voor de gepresteerde arbeid en voor de gebruikte materialen. Niemand, denk ik, zou het ooit in zijn hoofd halen te overwegen die man te betalen, elke keer dat ik doorspoel en van zijn geleverde prestatie gebruik maak. Welnu, voor de komponist zijn er geen redenen zoiets anders aan te pakken. In het geval van uitvoerende musici - zelf reeds reproducenten van informatie - is het opkomen voor reproduktierechten op de uitvoering nog onzinniger. Vooreerst is dit tegen het eigen belang van de musici zelf aangezien het wezen van hun arbeid uit het musiceren bestaat en niet uit de reproduktie daarvan. Bovendien zou de aanvaarding van zulk reproduktierecht bij logische doortrekking moeten leiden tot de absurde aanvaarding van een reproduktierecht voor de uitvinders en producenten van de zuiver mechanische reproduceermachines (bandopnemers , cd's , luidsprekers)... Voor een arbeidsprestatie dient slechts eenmaal betaald te worden.

De absurditeit van het auteursrecht.

Voor zover we weten, ontsproot het idee van auteursrechten en de er mee samenhangende royalty-vergoedingen helemaal niet uit het brein van komponisten of van scheppers! De bescherming van het auteursrecht werd in de Europese wetgevingen opgenomen onder druk van uitgevers en verving hun oude privileges voor het drukken en verkopen van boeken. Daarom kan het idee van auteursrecht niet vroeger worden opgespoord dan op het moment dat Gutenberg voor het westen  de boekdrukkunst uitvond. Zelfs al vindt het idee van het individuele auteurschap en morele rechten met betrekking tot intellektuele eigendom zijn oorsprong in de Franse revolutie, dient erop gewezen te worden dat wat de muzikale kompositie betreft, alle regelgeving van auteursrechten pas dateert van de tweede helft van de negentiende eeuw, toen onze muziekkultuur de richting van het historicisme insloeg. (1) De belgische wet terzake dateert pas van 1886.

Het koncertleven had zich net losgescheurd van de hedendaagse muziekproduktie en spitste zich toe op loutere reproduktie van de zogenaamde 'klassieke' muziek uit haar eigen verleden. Er was daarnaast en daartegenover vooral vraag naar kommerciële muziek, i.e. nieuwe muziek voor massakonsumptie (zoals de walsen van Strauss, de echte oorsprong van de popmuziek). Het merendeel van de akademisch geschoolde komponisten werd zowat overbodig en voelde zich sociaal gefrustreerd. Niemand had hun muziek nodig en vanuit ekonomisch standpunt was (en is nog altijd) hun muziek volkomen waardeloos, er is immers geen vraag naar. Organisaties zoals Sabam in België werden niet opgericht om arme komponisten uit de nood te helpen maar enkel om hen een (fiktieve) plaats te garanderen in een kapitalistisch ekonomisch systeem, om hen psychologisch het gevoel te geven iets te betekenen, tegen alle materiele en ekonomische evidenties in. Het verklaart dus perfekt waarom dergelijke organisaties werden opgericht door de kwalitatief meest bedenkelijke komponisten uit die tijd en waarom ze ook nu ten dele in handen zijn van de banaalste en meest akademische onder hen. (2) Maar, wat ze in feite gedaan hebben, was niet meer dan van de uitgevers het idee over te nemen van bescherming van het auteursrecht, zonder evenwel het fundament van het systeem te begrijpen. Uitgevers gebruikten de bescherming van het auteursrecht en hadden het nodig om hun investeringen te beschermen tegen namaak.  Een komponist echter investeert niet meer dan in wat goedkope inkt en muziekpapier, of, in een PC die hij om andere redenen sowieso reeds had.

Ik ga niet verder in op historische feiten en details, maar de punten die ik (zeer oppervlakkig) aangehaald heb tonen de onderliggende motivering aan dat het auteursrecht gelegaliseerd werd om bescherming te bieden tegen de konkurrentie van de uitgevers met betrekking tot hun materiële produktie. Voor een uitgever een boek kon drukken, diende hij in die tijd aanzienlijke investeringen aan te gaan en hij kon het zich niet veroorloven dat iemand anders het zelfde boek - goedkoper - zou produceren, hij zou immers zware verliezen lijden. Hij beschermde niet de inhoud van het boek, wel hanteerde hij het kriterium van de inhoud als een manier om zijn materiële produktie en financiële investeringen te beschermen. Van een dergelijke houding kan je zeggen dat die duidelijk in tegenspraak is met de liberale ekonomische teorie. Ze wortelt integendeel in de traditie van de middeleeuwse gilden. Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw was informatie nog sterk aan zijn medium gebonden, aan zijn materiële drager of substraat. In de loop van de twintigste eeuw heeft de informatie zich zo goed als ontdaan van haar binding aan een bepaalde drager. Ze kan via eender welk energetisch substraat en dit zonder bijzondere investering, worden overgedragen en gekopieerd.

Als parenteze wil ik er ten eerste op wijzen dat de allereerste boeken die in grote oplagen gedrukt werden bijbels waren, waarvoor niemand in een of andere vorm auteursrecht kon opeisen. De gedachte leek vanzelfsprekend dat het Heilige Woord zich verspreidde. Naast 'heilige' teksten behoorde ook porno ook tot de allereerste geschriften waarvoor de drukpers werd ingezet. In dit geval bleef de auteur, om redenen van maatschappelijke repressie, natuurlijk ook liefst anoniem...  

Ten tweede was het kopiëren voor de verspreiding van de boekdrukkunst een wijd verbreid gebruik en niemand maakte ooit een probleem over de “eigendom van de inhoud”. Elke kopie – zelf een manuskript – was een produkt dat in opdracht :werd gemaakt en ze was de eigendom van wie ervoor betaald had. In alle gevallen had de inhoud volstrekt niets te maken met de ekonomische waarde van het manuskript. Er werd enkel betaald voor de arbeid: het met de hand vervaardigen van een kopie.

Bovendien was in het geval van een “origineel” werk het nieuwe werk enerzijds een opdracht (van een uitgever, klooster, overheid, kunstverzamelaar, instituut) of het normale resultaat van een gegeven werksituatie (zoals in het geval van professionele onderzoekers in dienst van een instituut, universiteit, konservatorium, etc), of anderzijds kon het een nieuw werk op persoonlijk iniatief van de kopiist zijn. In het eerste geval werd het werk betaald door de opdrachtgever of de werkgever, terwijl in het tweede geval duidelijk geen eisen konden worden gesteld aan de vergoeding. Tot aan het begin van de 19de eeuw leek deze gang van zaken – en lijkt ze mijns inziens nog steeds – billijk. De dingen nemen evenwel een keer vanaf de tweede helft van de 19de eeuw toen de eerste auteurs- en uitvindersverenigingen werden opgericht in een poging de ekonomie te 'beschermen' tegen het mooiste en meest demokratiserende wat ze met zich heeft meegebracht: de technologie.

Hier komen we in deze materie op het niveau van het filosofische debat aangezien deze paradoks enkel kan worden opgelost door nauwgezette analyse van de verschillende gehanteerde koncepten.

Laten we dus eerst het begrip informatie kort beschouwen: informatie kan algemeen als een reeks van waarneembare vormen van materie of energie worden beschouwd (vorm in ruimte of vorm in tijd, zoals in de muziek). Alsdusdanig is elke vorm overdraagbaar op om het even welk materieel of energetisch substraat of drager. Dit is een logisch gevolg van het begrip informatie zoals het als vorm gedefinieerd is. Het wordt volkomen duidelijk als we dit toepassen op zaken zoals kennis: het betekent eenvoudigweg dat ik je iets kan vertellen wat ik weet, dat ik dat ook neerschrijven, op een bandje opnemen of als een opeenvolging van bytes in een komputer opslaan. De hoofdeigenschap van informatie lijkt erin te bestaan dat de overdraagbaarheid en vermenigvuldigbaarheid ervan mogelijk is zonder van de bron zelf ook maar iets weg te nemen. Als ik je iets vertel, gaat niets verloren van wat ik vertel. Ik verlies enkel wat speeksel, wat energie, enz.

Dat brengt met zich mee dat informatie omwille van intrinsieke redenen niet iemands eigendom kan zijn. Eigendom is namelijk iets wat je kunt verliezen. Wat je niet verliezen kan, kan niet beschouwd worden als zijnde je eigendom. Daarom lijken begrippen als intellektuele eigendom, eigendom van ideeën nergens op te slaan, en niet om ideologische redenen maar wel om zuiver logische. Het is niets meer dan  een hele slechte metafoor.

Ten tweede, als informatie een produkt noch een voorwerp van bezit op zich is, kan je er ook niet van zeggen dat het geproduceerd is of wordt. Het begrip produktie heeft immers alleen zin als het slaat op de substraten en de arbeid die vereist is om die substraten vorm te geven. Dit betekent duidelijk dat denken niet hetzelfde is als produceren. Een idee is geen produkt. Een konkrete papieren partituur is dat wel, een klank, een geluid  ook, net zoals muziek maken (en ik bedoel spelen) het resultaat is van werkelijke produktie. Maar het kan natuurlijk waar zijn dat het heel moeilijk is, ideeën of informatie in het algemeen mee te delen zonder substraten in een vorm te produceren, maar dat neemt niet weg dat  het onderscheid volledig korrekt blijft.

Kennis is dus geen produkt en kan al evenmin geproduceerd worden. Kennis en herinnering (opslag van informatie) zijn noodzakelijke, intrinsieke eigenschappen  van kollektieve systemen die in een steeds veranderende omgeving moeten overleven. Ik zeg wel duidelijk kollektief omdat overdraagbaarheid inherent is aan informatie en omdat dit op zijn beurt een sociale kontekst impliceert. Kennis en informatie in de breedste zin vormen bijgevolg het vermogen van een systeem en zijn overdraagbaarheid geldt als een kriterium opdat het kennis zou zijn. Als de maatschappij instaat voor de kennis van haar leden door de oprichting van scholen en dergelijke meer, dan doet ze dat om haar kansen op overleven en ontwikkeling als maatschappij te vergroten. De leden bezitten deze kennis niet: ze delen ze, veranderen ze, dragen ertoe bij, onderzoeken ze, herschikken ze, transformeren ze en ... kunnen ze enkel terug geven (anders gezegd:. ze laten het weten) aan die maatschappij. Niemand trekt deze redenering in twijfel als we ze toepassen op bijvoorbeeld de ontdekking van  natuurkundige wetten. Wie durft te beweren dat de algemene relativiteitsteorie eigendom zou zijn van ene meneer Einstein? Of sterker nog, wie vindt het logisch dat een bedrag betaald wordt aan meneer Einstein (of aan zijn erfgenamen) telkens “zijn” kennis ergens voor gebruikt wordt?

Waar - en nog belangrijker - waarom trekken onze instellingen de grens of iets eigendom is of niet? Er is absoluut geen wezenlijk verschil wat betreft de aard van de informatie of dat nu een natuurkundige wet is, een technisch idee om een probleem op te lossen, een argument of een expressief stukje muziek!  Her onderscheid is volkomen arbitrair. Daarom is elke wettelijke beperking op het reproduceren van informatie een inbreuk op het wezen zelf van informatie. Het is een epistemologische leugen! Bovendien is het zuiver immoreel tegenover de maatschappij, want grondig asociaal.

Tot zo ver zou het duidelijk moeten zijn dat ik de idee onderschrijf dat een inspanning – arbeid – slechts eenmalig vergoed dient te worden. Loon naar werk dus. Maar als een inspanning geleverd wordt zonder dat iemand daarom gevraagd heeft, dan is het duidelijk dat de inspanning niet noodzakelijk tot een vergoeding van welke aard ook moet leiden: het wordt een hobby. Wat de muziek betreft kunnen we deze twee gevallen duidelijk onderscheiden:

Ofwel krijgt een komponist een opdracht om een stuk te schrijven, in welks geval hij ook een vergoeding krijgt voor het schrijven. Er is geen probleem, de auteur is een “professioneel”. Zijn werk wordt betaald. Er dienen vervolgens geen royalties meer betaald te worden, ongeacht hoeveel maal het stuk uiteindelijk wordt uitgevoerd.

In het andere geval neemt de auteur zelf het inititatief om een werk te maken . In dit geval wordt hij een “amateur” – en ik heb geen negatieve associaties met deze term – zoals vrijwilligers bij het Rode Kruis, postzegelverzamelaars, schaakspelers en andere mensen die een of andere hobby uitoefenen. Het lijkt logisch dat hij niet automatisch betaald wordt, aangezien niemand om zijn inspanning gevraagd heeft.

Bijgevolg is het idee dat een komponist, auteur ... een “vrij” beroep uitoefent, mijns inziens pure waanzin. In de marge van dit alles, zou ik er ook op kunnen wijzen, aangezien ik dichter bij de dagelijkse praktijk sta dan de meeste komponisten van hedendaagse muziek, dat ze over het algemeen komponeren binnen de tijd waarvoor ze al worden betaald door onze sociale instellingen: radiozenders, muziekscholen, universiteiten, etc. Ofwel leven ze van de bijstand, sociale zekerheid en dergelijke meer. Als deze komponisten royalties opeisen en krijgen, zou ik er geen moment aan twijfelen ze van diefstal en korruptie  te beschuldigen.

Maar een andere, meer praktische vraag die kan worden gesteld in verband met de korruptie van het royalty system heeft te maken met het te beschermen voorwerp zelf: de informatie en kenmerkende eigenschappen ervan zouden voor bescherming in aanmerking komen. Voor muziek bijvoorbeeld golden melodieën als het kriterium om uit te maken of het ene muziekstuk verschilde van het andere. Sinds meer dan een volle eeuw zijn alle mogelijke melodieën zo goed als geschreven en je kan je afvragen of melodie nog wel een kriterium is. Zijn twee muziekstukken met een zelfde notenvolgorde verschillend? En waarom niet instrumentatie bijvoorbeeld “beschermen” of,  voor rock meer van toepassing, de “sound”. Een volledige analyse in die richting leidt tot het onvermijdelijke besluit dat die aspekten van muziek die waarschijnlijk het “origineelst” en meest typisch zijn niet gekwantificeerd kunnen worden en ze bijgevolg niet leiden tot enige vorm van formele en onwillekeurige wettelijke bescherming.

In het afgelopen decennium werd de hele paradoksale kwestie van het auteursrecht zienderogen problematischer. Ik denk dat het nog problematischer zal gaan worden tot op het moment dat het aan zijn eigen kontradikties in elkaar stort. Aangezien het idee van auteursrecht gebaseerd is op de valse aanname dat informatie een produkt is, zal het uiteindelijk autodestruktief blijken te zijn. Meer zelfs, het zal  zichzelf relatief snel vernietigen: onze technologie heeft de reproduktie niet alleen mogelijk gemaakt maar heeft ze ook voor iedereen zonder veel moeite alsmaar sneller,l goedkoper en toegankelijker gemaakt. De prijzen voor het kopiëren (op elk medium) zakken met de dag. Dat is een logisch gevolg van de overdraagbaarheid van informatie en van technologische vooruitgang. Een CD-rom schijfje kan nu heel wat meer boeken bevatten tegen een fraktie van de prijs en het kan in tegenstelling tot het tijdrovende fotokopiëren in een fraktie van een minuut naar een ander medium worden gekopiëerd. Bovendien heeft dit medium het grote voordeel dat het gemakkelijk naar om het even waar in de wereld kan worden overgedragen: een modem, of beter nog, een snelle breedband internet verbinding volstaat daarvoor. Al die mooie technologie maken de “muziekuitgevers” – de sociale groep die aan de oorsprong ligt van het idee van auteursrecht inzake muziek volledig anakronistisch. Uitgeven in traditionele zin gebeurt tegenwoordig enkel nog in twee gevallen:

Toegepast op gebieden van nieuwe muziek, zullen we zien dat uitgeversbedrijven volledig verdwijnen in de volgende generatie. Nu al kan je er niet om heen dat fotokopies van partituren altijd goedkoper zijn dan het origineel en bijgevolg wordt nieuwe muziek bijna steeds van kopieën gespeeld ... Wat muziek betreft in zijn “gerealiseerde vorm” zien we gelijkaardige zaken gebeuren: de zogenaamde “piraten” duiken overal op en ik heb het er ontzettend moeilijk mee ze piraten te noemen, aangezien kopieren gewoon een daad van normaal gezond verstand en ekonomisch gedrag is. Als uitgevers deze toestand willen veranderen, kunnen ze dat enkel zinvol doen door de prijzen van het origineel lager te maken dan de kopieën, wat in het geval van CD's en DVD's bijvoorbeeld vrij goed haalbaar is. Het enige alternatief - en sommigen trekken deze konsekwentie - bestaat erin het produkt met een hogere waarde op de markt te brengen (bijvoorbeeld dure en gesofistikeerde hoesjes) maar dit weerspiegelt een verandering van uitgeven naar produceren. Ook voor fim en video gelden deze verschijnselen en sinds de jaren 90 van de 20ste eeuw zien we dit ook gebeuren in het domein van de digitale audio: CDR’s, DAT-recorders, Mdschijfjes, MP3 formaat en spelers. De royalty-maffia zal dit proberen tegen te gaan maar ze zal ook steeds te laat zijn, want zodra ze erin geslaagd is, na zwaar en principieel ondemokratisch lobby-werk, een wet door te drijven, zal de technologie al op de proppen komen met nieuwe nog niet beschermde technieken voor reproduktie en distributie. Bijgevolg zie ik dat niet alleen dat het auteursrecht uit ons socio-ekonomisch systeem zal verdwijnen -de paradoksale positie ervan zal volstrekt onhoudbaar blijken- maar ook denk ik dat onze muziekkultuur en onze kultuur in het algemeen er alleen maar baat bij zullen hebben.

Op het eerste zicht lijkt het wat vreemd dat ik als muziekmaker een stelling verdedig die tegen zijn eigen (financiële) belangen indruist. Maar een zaak als auteursrecht verdedigen op dergelijke platte en laffe argumenten zou helemaal van een kinderachtige mentaliteit getuigen, de voordelen op lange termijn in het bijzonder voor de “ernstige nieuwe muziek” zijn enorm. Laten we daarom even onderzoeken wat er met de kommerciële muziek industrie zou gebeuren als royalties op basis van auteursrecht ophouden te bestaan: heel waarschijnlijk zou de hele muziekindustrie vrij snel in elkaar storten en om haar marktpositie nog enigzins te behouden zou ze vervelender dan ooit worden ... en overschakelen op echte grootschalige massaproduktie.  Muziekprodukties op kleine schaal zouden opbloeien en als de deelnemers maar geinteresseerd zijn (geen werk, geen geld principe) zouden veel meer muzikanten kansen krijgen om muziek te spelen. Niemand zou muziek maken alleen maar om royalties op te strijken – geen top tien hitparade – aangezien deze belachelijke hoop niet langer gevoed wordt. Reproduktie van muziek zou niet meer in het belang zijn van de CD-producent waardoor de druk op media om de muziek uit diens katalogus te programmeren aanzienlijk zou verminderen. Ook radio en tv produktie zouden merkbaar goedkoper worden, en dat zou het belang en de kansen van regionale tv en radio vergroten. Ook op het gebied van de technologie zouden uitvindingen sneller worden verbeterd dan nu en ekonomisch gezien een steeds scherpere prijsevolutie tonen. Uitvinders en fabrieken zouden niet langer op hun patenten zitten en zodoende niet langer het natuurlijke proces van verbetering en verdere ontwikkeling vertragen. Het patentrecht is juridisch weliswaar verschillend van het auteursrecht, maar de filosofische basis is te gelijkend om ze hier niet samen te vermelden. Komputersoftware zou gratis zijn of anders op maat gemaakt van de klant. Het wezen en de mogelijkheid van het geheim blijft natuurlijk, maar lang zou zoiets niet duren aangezien alle kode in principe kan worden gekraakt.

Maar waarin ligt het belang of de motivatie voor een auteur of uitvinder in  een maatschappij waar royalties niet van toepassing zijn? Eerst dient opgemerkt te worden dat zijn waarde als auteur ten volle behouden blijft: zijn waarde zou toenemen als meer van zijn ideeën aanvaard, toegepast of uitgevoerd worden in de maatschappij. Zulks verhoogt natuurlijk zijn sociale status, want het is niet omdat royalties en de ekonomische gevolgen van het auteursrecht verworpen wordt dat het auteurschap hier ontkend wordt of geminimaliseerd. De auteur of in sommige gevallen het auteurenkollektief, blijft de oorsprong, bron en oorzaak van nieuwe informatie en moet ten volle de erkenning krijgen die hij verdient. Hij wordt helemaal niet anoniem want ter wille van kontrole en verbetering is het altijd noodzakelijk dat de oorsprong van de informatie kan worden opgespoord. Het auteursrecht zou dan niet meer worden dan een kwestie van eer en prestige, verdiend door de auteur. Als deze minimale auteursrechten in dat opzicht overtreden worden, komt dat neer op liegen! Wie het werk van een ander onder eigen naam verspreid, is en blijft een oplichter.

Nu spreken de wetgevende instanties/systemen in termen van “de noodzakelijke bescherming van de auteur”, maar... wie valt er hem aan? Als ik iemands muziekstuk wens te spelen, dan moet ik het eerst en vooral kennen (bijvoorbeeld door de partituur in te studeren). Dit betekent dat het stuk niet een geheim kan zijn. Als het geen geheim is, dan is het de auteur zijn wens dat anderen er kennis van nemen. Als ik ervoor kies het aan meer mensen te laten horen, hoe kan ik nu verduiveld de auteur aanvallen? Bovendien werpt dit de vraag op van kontrole. Er rest immers uiteindelijk geen ander alternatief dan dat een of andere  “Big Brother” je in de gaten houdt ofwel dat er geen kontrole is op informatie op welke manier ook. Wie zou nu voorstellen om enkele spionnen in mijn badkamer te verstoppen om er zeker van te zijn dat ik niet “The bridge over the river Kwai” fluit terwijl mijn venster open staat en de buren mij kunnen horen?

De hier betoogde absurditeit van het auteursrecht heeft in het laatste decennium van de vorige eeuw geleid tot een aantal etisch volstrekt onaanvaardbare wetten en verordeningen die evenwel op even pijnlijke wijze de doodstrijd van het auteursrecht illustreren. Het hele auteursrecht steunt immers op het principe dat de gebruiker van een muzikaal of artistiek werk voor dat gebruik de toestemming nodig heeft van de auteur die aan dat gebruik voorwaarden kan verbinden, zoals bvb. het vragen van een vergoeding. Omdat al sedert het eind van de 19e eeuw bleek dat het zo goed als ondoenlijk is, dit te doen op individuele basis -dus gebruiker versus auteur- zijn privaatrechterlijke bedrijven opgericht die zich inlieten met het beheer van de auteursrechten van hun aangesloten leden. Bedrijven zoals Sabam, Gema, Buma, Stemra, BMI, Ascap... houden zich in principe bezig met de inning van auteursrechten voor hun leden. Juridisch gezien zijn zij verplicht voor elke aanrekening aan gebruikers te bewijzen dat zij gemachtigd zijn door de 'gebruikte' auteur om het gebruik te faktureren. Ook het gebruik zelf van het werk van hun leden moeten zij kunnen bewijzen. Precies op dit tere punt nu wringt het schoentje. De explosie van verspreidingsvormen van informatie en dus ook van muzikale en literaire kunstwerken heeft de kontrole op en zeker de rechtvaardige verdeling van de inningen (de repartitie in het jargon van deze bedrijven) praktisch onmogelijk gemaakt. Daarom zijn die bedrijven overgegaan op zogenaamd 'forfaitaire' heffingen. Zolang de klant -het slachtoffer- daarmee instemt, is er sprake van een kommerciele overeenkomst tussen twee partijen. Dat is m.i. volstrekt legaal, maar niemand kan worden verplicht tot het aanvaarden van een dergelijke overeenkomst. Daarvoor ontbreekt elke rechtsgrond. Voor een niet aanvaarden daarvan kunnen vele goede redenen worden aangehaald: bvb. de organisator maakt geen gebruik van werk van bij een dergelijk bedrijf aangesloten auteurs, of hij gebruikt alleen werk uit het publiek domein. In dat geval hoeft hij aan het auteursrechtenbedrijf geen verantwoording af te leggen, laat staan overeenkomsten af te sluiten of fakturen te betalen. De forfaitaire regeling is vandaag voor zowat alle organisatoren de gebruikelijjke formule geworden, maar zoals gezegd, berust die op drijfzand omdat de repartitie niet kan worden onderbouwd en het bedrijf niet in staat is de werkelijk gebruikte auteurs aan de geinde bedragen te linken. Een deel van de totale geinde sommen wordt inderdaad aan auteurs of hun rechthebbenden uitbetaald, maar dit gebeurt op een louter statistische basis: bvb. de populariteitscijfers van nummers in de popmuziek. Deze kunnen gesteund zijn op de verkoopscijfers van CD titels, op allerhande top-10's enzomeer. Voor dergelijke meetrmetodes geldt dat zij in het beste geval alleen opgaan voor heel grote getallen. Het is duidelijk dat auteurs die beneden de meetbaarheidsgrens vallen van dergelijke in wetenschappelijk opzicht bedenkelijke meetinstrumenten, hiervan in hoge mate het slachtoffer zullen zijn. Volgens de wetten van de statistiek gaat het hier echter uitgerekend om de grootste groep auteurs. De voeten van de Gauss kurve zijn immers erg breed. De grote meerderheid van bij zo'n bedrijf aangesloten auteurs wordt dan ook -uit puur medelijden- met aalmoezen bedeeld. Voor de smalle top van de kurve geldt het Mattheus effekt: aan wie heeft zal gegeven worden.

Een belangrijke kwalitatieve sprong in de rechtspraak werd genomen, op het moment dat ook andere belangengroepen rechten zijn beginnen opeisen: de uitvoerders van muzikale werken (wat in belgie geleid heeft tot de eufemistische 'billijke vergoeding' geind door het oplichtersbedrijf 'Uradex'), de uitgevers (Reprobel), IFPI... (3)(4). Hun ondemokratisch lobbywerk op mondiaal en europees vlak heeft geleid tot een rechtsvorm die niet anders kan worden geduid dan als 'pre-emptive justice'. Het principe hiervan is dat men een misdrijf of wanbedrijf (in casu het schenden van de rechten van belanghebbenden) gaat bestraffen nog voor het is gepleegd, gewoon op grond van de statistische waarschijnlijkheid dat het zal worden gepleegd. De eerste stap in deze etisch bedenkelijke rechtspraktijk was de heffing op blanko dragers: een deel van de verkoopprijs van blanko cassettes, tapes en later ook CD's , harddisks.... Voor de vele auteurs die zich bewust buiten het auteursrecht opstellen, maar ook voor de velen die deze dragers gebruiken voor informatieopslag en beveiliging van eigen gegevens of publiek domein informatie, is dit evident een vorm van regelrechte oplichting. Staatskriminaliteit is hier geen misplaatste term. Wat zou U er immers van denken indien de politie -daarin gesteund door een wet van een of andere politieke amateur- zou overgaan tot het globaal rondsturen van parkeerboetes aan iedereen met een auto gewoon op grond van het feit dat iedereen wel eens ergens fout zal gaan parkeren? Maar, dit bleek niet het eerste schoonheidsfoutje in het werk van de wetgever. Pre-emptive justice wordt tot een systeem uitgebouwd zodat we nu ook al afgeperst mogen worden door heffingen op fotokopieertoestellen, printers, faxen (Reprobel) allemaal onder het voorwendsel dat we er toch wel 'beschermd' werk mee zullen kopieren. Ik vrees dat het einde nog lang niet in zicht is. Immers men kan ook nog de dataflow via internet en netwerken in het algemeen gaan sanktioneren... en de lobbys van de bedrijven hebben hun hengels en tentakel reeds uitgeworpen in die zin. Hiermee ondermijnt men evenwel fundamenteel de rechtstaat. Maar tevens ook, vinden we hierin het bewijs van de ultieme onhoudbaarheid van het auteursrecht. We staan enerzijds mijlen af van het mooie verlichtingsideaal van het vrij verkeer van gedachten, maar anderzijds staan we aan de vooravond van de gehele instorting van het systeem zelf.

.

dr.Godfried-Willem Raes


Samenvatting: Hoofdstellingen

Informatie kan je niet bezitten. Ze is geen eigendom aangezien ze niet kan worden weggenomen, laat  staan gestolen. Het is noch objekt noch energie maar in wezen vorm.

Informatie, van welke aard ook, die als een produkt behandeld wordt, is in die behandeling intrinsiek in tegenspraak met het wezen van informatie.

Bescherming van het auteursrecht steunt niet alleen op een epistemologische leugen, het is ook immoreel tegenover de maatschappij en het is bovendien een reaktionaire refleks tegenover de kapitalisering van het denken.

Komponisten, auteurs noch uitvinders moeten worden beschermd aangezien het gebruik van hun werk geen aanval inhoudt. Integendeel, het is een eer te worden overgenomen, geciteerd, gekopieerd.

Welke ideologische overwegingen ook in acht genomen worden, de gestage ontwikkeling van nieuwe technologieën zal het idee van auteursrecht anakronistisch en achterhaald maken. Bescherming van het auteursrecht zal uiteindelijk alleen maar inefficiënt blijken te zijn.

Het auteursrecht maakt gebruik van pre-emptive justice om zijn doodstrijd zo lang mogelijk te rekken..


Voetnoten:

(1) De privileges van voor de Franse revolutie waren een soort uitgeversrecht. De allereerste auteurswetten zijn de Statue of Anne (1709) in Engeland, het dekreet inzake reproduktierechten in Frankrijk (1793) en de Amerikaanse Copyright Act (1790).

(2) Sabam in Belgie werd opgericht door ene Emiel Hullebrouck, maker van 'Tinneke van Heule'. Latere topfiguren waren Gaston Nuyts, Victor Legley, Marcel Poot e.d.m.

(3): Voor Belgie kwamen er in de laatste decennia een hele resem slecht geredigeerde koninklijke besluiten en wetten tot stand: de wet betreffende het auteursrecht en naburige rechten van 30 juni 1994, het KB op reprografie van 30 oktober 1997, op het publiek leenrecht van 25 april 2004 , op komputersoftware van 30 juni 1994, op databanken van 31 augustus 1998... Die teksten zijn beschikbaar via de website van het belgisch staatsblad.

(4): Om een voorbeeldje te geven van het oplichtersgedrag van Uradex: om de haverklap ontvang ik een bedreigende brief waarin mij wordt gevraagd aangifte te doen van alle opgenomen muziek gebruikt op de koncerten die Stichting Logos organiseert. Met zware sankties en processen worden we bedreigd wanneer we daar geen gevolg aan geven... Ik klasseer al deze pogingen tot afpersing vertikaal: wij hebben niet de gewoonte op onze koncerten plaatjes te draaien, en bovendien maken wij onze opnames dan nog zelf. Ik hoop maar dat ze ons ooit voor de rechtbank brengen, want dan zullen ze zeker zwaar in het vieze moeras moeten bijten dat ze zelf hebben geschapen.

Redaktionele notas:

De 'oerversie' van deze tekst werd door de auteur geschreven in het engels onder de titel 'The absurdity of Copyright" , Stuttgart 1985, en naderhand gepubliceerd en vertaald in meer dan 28 talen.

De eerste versie in het nederlands werd gepubliceerd in: Aktief, nr.1, 2004 (Tijdschrift van het Masereelfonds)

Een tweede uitgebreide en geaktualiseerde versie werd door de auteur naar voor gebracht op de Studiedag VVBAD, Berchem 23.10.2007.

Back to Main menu<------------------- ----------------->>>To CopyLeft Site Index

Last update: June 28, 2010