Bernd Alois Zimmermann 1918-1970
Intercommunicazione 1967
for cello and piano
Zimmermann vond dat de cello van alle instrumenten het dichtst
de 'vox humana' benadert (waarmee niet het gelijknamige
orgelregister is bedoeld). En aangezien hij een uitgesproken
humanistisch componist is - de condition humaine is
zijn onderwerp - is dit in zijn muziek van essentieel belang.
Het Italiaanse woord Intercommunicazione is pleonastisch,
want inter- en com- betekenen eigenlijk hetzelfde. De titel is
dus nadrukkelijk de negatie van waar dit stuk eigenlijk over
gaat, namelijk dat de gewenste communicatie, c.q. tussen twee
instrumenten met ongelijksoortige klankvoortbrenging (en per
uitbreiding ook tussen de bespelers, twee mensen - we zijn
in de jaren '60), wezenlijk niet tot stand kan komen.
Intercommunicazione is meer antifoon dan sonate.
Het moeilijke aan dit werk - dat intussen niet te min een
klassieker van de naoorlogse celloliteratuur is geworden - is de
'ausserordentliche Dehnung des Zeitablaufes' - een soort Webern a
rebours - die direct zichtbaar en voelbaar is in de notatie.
Van lange noten wordt alleen de attaque genoteerd; het
doorklinken oogt als een dikke horizontale lijn. Tussen de
systemen staan op gelijke afstand verticale lijntjes, die
verdacht lijken op maatstrepen maar dat niet zijn: ze geven
immers geen puls aan, doch markeren enkel het tijdsverloop.
Voor de basis tijdseenheid laat de componist de keuze aan de
uitvoerders: tussen een en twee seconden. Naargelang de
beslissing schommelt de tijdsduur, met 791 eenheden, derhalve
tussen de dertieneneenhalve minuut en de zevenentwintig minuten.
De gekozen tijdseenheid dient volgens Zimmermann streng
aangehouden te worden. Althans in principe: de praktijk echter
leert ons dat een bepaalde mate van rubato niet alleen
onvermijdelijk maar zelfs wenslijk is. De strenge instructie is
vooral psychologisch, terwille van de concentratie van de spelers.
Waarom dat 'uitdijen van het tijdsverloop'? Zimmermann benaderde
het fenomeen van de tijd, zoals die in muziek gestalte krijgt, in
tegenstelling tot Webern en diens seriele navolgers voornamelijk
uit de invalshoek van de luisterspychologie. Hem
interesseerde hoe verleden, heden en toekomst door de luisteraar
tot een zinvol geheel gearticuleerd worden, waarin gebeurtenissen
niet op zichzelf staan. Terwijl Weberns muziek in haar ulttra-bondigheid
'geatomiseerd' lijkt, en daaarom waargenomen wordt als een
'extreme verte', dwingt het extreme uitdijen de luisteraar tot
'contractie'.
Verloop van Intercommunicazione
Intercomminicazione is een continuum, maar we kunnen er wel een
aantal onderverdelingen in aanbrengen. Het stuk bestaat dan uit
drie onderdelen, voorafgegaan door een inleiding die op haar
beurt drieledig is, en gevolgd door een epiloog.
De inleiding is voor cello solo - als de alaap van een
Indische raga; alleen worden de tweede en de derde
geleding door 1 felle dissonant van de piano gemarkeerd, de
eerste laag, dan hoog. De cello speelt vrijwel continu lang
doorklinkende dubbelgrepen - tritonus en kwarttoon zijn
'dominant' - met haast onmerkbare boogwisseling; de bedoeling is
volgens de componisst 'een haast orgelachtige constantie' te
bewerkstelligen, die toch niet onexpressief is.
In het eerste hoofddeel blijft de cello doorgaan met zijn soort
muziek, maar nu begeleid dan wel afgewisseld door telkens
verschillende zachte (quasi campagne, quasi campagnelle)
akkoordherhalingen (tala's) van de piano. De cello reageert maar
twee keer zwakjes, met een herhaalde pizzicato d en g.
Het tweede deel begint wanneer de cello, abrupt onderbroken door
een 'fortissimo ma dolce' (!) zestonig akkoord in de bas,
een nieuwe muziek begint van afwisselend dubbelflageoletten en
uitwaaierende melodische curven, in verschillende technieken. De
notatie laat hier ruimte voor 'quasi improvissando-spel'.
(Het verschil tussen improviseren en quasi-improviseren
was voor Zimmermann, dat in het tweede geval de uitvoerder niet
zomaar zijn gang gaat, maar de plaats inneemt van een vrije
componist). De piano scandeert - Zimmermann noemt het
'tijdslagen' uitzenden - met twee zestonige akkoorden, die samen
een twaalftooncluster vormen, door het pedaal gedifferentieerd.
Wanneer de laatste cluster uitgeklonken is, begint deel drie met
drie pizzicato's. Dan keren de lange dubbelgrepen terug, maar nu
op de brug met 'halfflageolet', en zacht gescandeerd door de
piano (met pizzicato echo's van de cello). De piano heeft dan een
lange dramatische cadens over de twee zestonige akkoorden,
gevolgd door de cello. De twee instrumenten communiceren 'naast
elkaar.
Vertrekkend van de twaalftooncluster sfffz martellato
culmineert een geweldige crescendo van glissandi uit
tegengestelde richtingen tutta la forza, in een hoge terts
martellato e feroce.
De epiloog bestaat uit nog eens twee cadensen, eerst door de
piano, dan door de eenzame cello - ijle desolate
dubbelflageoletten sempre molto espressive (!), en tenslotte een klangfarbenmelodie;
een twaalftoonreeks met per noot een andere speelmanier. De
laatste noot is een g onder de normale c-snaar.
Raadselachtig is dat Zimmermann in een eigen toelichting bij dit
werk (herdrukt in Intervall und Zeit), na de genoemde 'Glissandosteigerung'
een 'volliges klangliches Verschmelzen der beiden Instrumente
miteinander als endlich erreichte dritte Ebene' meent te
constateren. Wensdroom? Geheugenfout door extreme Dehnung? Of
bedoelt hij de passage (maestoso) waar de solo-slotcadensen
elkaar heel even overlappen? S.B./A.D.
Arne Deforce
Logos Home | |
Index Arne Deforce |